14 aug 2024
Onterechte opzegging softwareovereenkomst: Gedaagde moet volledig loon en abonnementsgelden betalen
Rb. Midden-Nederland 14 augustus 2024, IT 4785; ECLI:NL:RBMNE:2024:4735 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres is een softwareontwikkelingsbedrijf en gedaagde is een onderneming in kantoorbenodigdheden. Gedaagde heeft Eiseres opdracht gegeven om een website met webshop en een Product Information Management (PIM) systeem te ontwikkelen. De opdrachtovereenkomst is op 2 november 2020 ondertekend en omvat een abonnement voor hosting, beheer, onderhoud en licentie van de software. Het geschil dat hier voor de rechtbank komt is ontstaan doordat Gedaagde ontevreden is over de voortgang en functionaliteiten van het PIM-systeem, met name het ontbreken van klantspecifieke productexports. Gedaagde besluit de overeenkomst voortijdig te beëindigen op 19 september 2023, terwijl de livegang van de website oorspronkelijk gepland stond voor eind maart 2023 maar op verzoek van Gedaagde is uitgesteld en gepauzeerd.
De rechtbank oordeelt dat Gedaagde de overeenkomst onterecht heeft opgezegd en dat het einde van de overeenkomst aan Gedaagde is toe te rekenen. Op grond van artikel 7:411 BW heeft Eiseres recht op het volle loon, inclusief de slottermijn van de opdrachtsom en de abonnementsgelden tot en met 31 december 2023. De rechtbank wijst de vordering van Gedaagde tot terugbetaling van reeds betaalde gelden af en veroordeelt Gedaagde in de proceskosten. De rechtbank veroordeelt Gedaagde tot betaling van € 16.524,24 voor de slottermijn van de opdrachtsom, € 12.371,04 aan abonnementsgelden over de periode van 1 april 2023 tot en met 31 december 2023, en € 1.063,95 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast moet Gedaagde de proceskosten van € 4.576,22 en de nakosten van € 278,00 betalen. De wettelijke handelsrente wordt toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen.
4.18. [gedaagde] is per 1 april 2023 gestopt met de betaling van de abonnementsgelden. Hiervoor is geoordeeld dat [gedaagde] de overeenkomst per 19 september 2023 heeft opgezegd. Het abonnement maakt onderdeel uit van deze overeenkomst en is daardoor ook per die datum geëindigd. Het standpunt van [eiseres] moet ook op die manier worden begrepen, omdat zij zich ten aanzien van de toekomstige abonnementstermijnen primair niet op nakoming van de overeenkomst maar op artikel 7:411 BW beroept. De abonnementsgelden tot en met 19 september 2023 is [gedaagde] op grond van de opdrachtovereenkomst aan [eiseres] verschuldigd.
4.19. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij in de veronderstelling was dat de website na een jaar, rond het einde van 2021, werkend zou zijn. Dat bleek veel langer te duren. [gedaagde] vindt het niet redelijk dat zij in de tussentijd voor het abonnement moet blijven betalen. Aan dit standpunt gaat de rechtbank voorbij en herhaalt daartoe dat partijen geen opleverdatum zijn overeengekomen, dat niet gebleken is dat de vertraging enkel aan [eiseres] is te wijten en dat niet gebleken is dat [gedaagde] [eiseres] tussentijds heeft aangemaand. Bovendien heeft [gedaagde] , anders dan zij zelf stelt, gedurende het project wel degelijk baat gehad bij het abonnement. Het abonnement is immers noodzakelijk om de website en de systemen te kunnen ontwerpen en te komen tot een oplevering daarvan. [gedaagde] ontvangt ook een korting op het abonnement zolang zij geen gebruik kan maken van de shop-functionaliteiten.