10 sep 2024
Ontbinding telemarketingovereenkomst afgewezen
Hof 's-Hertogenbosch 10 september 2024, IT 4656; ECLI:NL:GHSHE:2024:2845 (appellant tegen de UMM Services) UMM Services en appellant, een dienstverlener in sales, hebben een overeenkomst gesloten waarbij appellant telemarketingactiviteiten zou verrichten voor UMM. UMM vorderde ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van reeds betaalde facturen, stellende dat appellant niet aan de afgesproken beluren had voldaan. Appellant betwistte dit en stelde dat hij en door hem ingeschakelde derden voldoende werkzaamheden hadden verricht. Het hof oordeelde dat appellant voldoende had aangetoond dat de overeengekomen werkzaamheden waren uitgevoerd, onderbouwd met correspondentie, facturen en bellijsten. UMM had onvoldoende onderbouwd dat de werkzaamheden niet conform de overeenkomst waren uitgevoerd. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij appellant was veroordeeld tot terugbetaling van € 9.740,50. Het hof veroordeelde UMM tot terugbetaling van € 12.269,51 aan appellant, inclusief rente en proceskosten, en tot betaling van openstaande facturen ad € 7.286,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente. UMM's beroep op misbruik van procesrecht werd verworpen. Het hof achtte de door appellant overgelegde producties geloofwaardig en wees de vorderingen van UMM af.
6.4.6. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] in hoger beroep voldoende concreet betwist dat de werkzaamheden niet conform de tussen partijen gesloten overeenkomst zijn verricht. Aan de hand van correspondentie, facturen, tabellen en bellijsten heeft [appellant] voldoende onderbouwd toegelicht dat door hem en door hem ingeschakelde derden voldoende substantieel werk is verricht.
Aan de hand van correspondentie (producties 21 tot 27 bij memorie van grieven) tussen hem en UMM over de voortgang van de werkzaamheden en in het bijzonder over door hem aangebrachte potentiële klanten ten aanzien waarvan opvolging door UMM is gevolgd of zou volgen (zogenaamde leads), heeft [appellant] onderbouwd dat daadwerkelijk door hem en zijn team marktpartijen zijn benaderd. Uit die correspondentie blijkt immers dat de door [appellant] benaderde bedrijven en als potentiële klanten aan UMM aangedragen partijen, daadwerkelijk door UMM zijn gebeld of gemaild, of dat UMM voornemens was dat te doen.
Ook blijkt uit voornoemde correspondentie dat [appellant] en UMM in overleg de strategie voor de benadering van potentiële cliënten op enig moment hebben gewijzigd door in te zetten op brancheverenigingen, nadat bleek dat het benaderen van tuincentra en de vastgoedsector naar de mening van UMM onvoldoende concrete resultaten opleverde. De door [appellant] gehanteerde bellijsten met daarin opgenomen de potentieel te benaderen personen werden bovendien vooraf ter goedkeuring aan UMM gezonden, zoals ook blijkt uit de overgelegde e-mails. UMM kan op grond van het voorgaande dan ook bekend worden verondersteld met de door [appellant] uitgevoerde werkzaamheden in dat kader.
Verder is door [appellant] met facturen (productie 5 bij conclusie van antwoord in conventie) onderbouwd dat hij derden heeft ingeschakeld voor de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden (hetgeen op grond van de gemaakte afspraken tussen partijen is toegestaan) en door die derden daadwerkelijk werkzaamheden zijn uitgevoerd. [appellant] heeft toegelicht dat die derden naast de bestede uren voor het telefonisch benaderen van potentiële klanten, ook nadere werkzaamheden hebben verricht in het kader van de Dibevo vakbeurs. Die derden zijn samen met UMM op voornoemde beurs aanwezig geweest teneinde ook daar potentiële klanten voor UMM te werven en naamsbekendheid te creëren.
Bovendien heeft [appellant] in hoger beroep aan de hand van verschillende Excel sheets onderbouwd welke sectoren door hem in kaart zijn gebracht, welke bedrijven als potentiële cliënten zijn benaderd (waarbij in de Excel sheets per bedrijf de naam, functie en bevoegdheid van de te benaderen contactpersoon alsook de contactgegevens zijn weergegeven) en welke acties per te benaderen bedrijf zijn uitgevoerd dan wel opvolging behoefden. Die gegevens bieden eerder aanknopingspunten om de stelling van [appellant] te volgen dat door of namens hem de overeengekomen werkzaamheden zijn verricht. Hieruit kan niet worden afgeleid dat [appellant] dan wel de door hem ingeschakelde derden aanmerkelijk minder uren zouden hebben gewerkt dan overeengekomen, zoals UMM betoogt. Gelet op deze gemotiveerde onderbouwing van [appellant] dat de opgedragen werkzaamheden zijn uitgevoerd, had het op de weg van UMM gelegen haar stelling dat geen of beperkte werkzaamheden door [appellant] zijn uitgevoerd nader te onderbouwen. UMM volstaat met de stelling dat zulks het geval is. Dat is gelet op het voorgaande niet voldoende. Het hof passeert dan ook haar stellingen dienaangaand wegens onvoldoende onderbouwing.
Het hof houdt het er gelet op het voorgaande voor dat rond de 40 beluren per maand gedurende de in geschil zijnde periode zijn besteed.
6.4.10. Gelet op het voorgaande, faalt het betoog van UMM dat inhoudt dat omdat niet tegen rov. 2.12 is gegriefd, de vordering van [appellant] tot betaling van de openstaande facturen niet in dit hoger beroep ter discussie staat. Door [appellant] is immers gegriefd tegen de rechtsoverwegingen 2.8. en verder waarin de kantonrechter overweegt waarom naar zijn oordeel de vorderingen van [appellant] moeten worden afgewezen en de vorderingen van UMM gedeeltelijk toegewezen. Ook heeft [appellant] uitdrukkelijk geconcludeerd tot alsnog toewijzing van zijn vorderingen in reconventie, zodat daarmee onmiskenbaar door [appellant] bezwaren zijn geuit tegen de afwijzing van zijn vordering strekkende tot betaling van de openstaande facturen.
De vorderingen van [appellant] ten aanzien van zijn facturen en de wettelijke handelsrente daarover zullen, als verder niet dan wel onvoldoende door UMM betwist, worden toegewezen als vermeld in het dictum.