Gepubliceerd op woensdag 29 april 2020
IT 3115
Rechtbank ||
16 mrt 2020
Rechtbank 16 mrt 2020, IT 3115; ECLI:NL:RBAMS:2020:2038 (Verizon tegen oud-werknemers), https://itenrecht.nl/artikelen/onrechtmatig-handelen-door-twee-oud-werknemers-van-verizon

Onrechtmatig handelen door twee oud-werknemers van Verizon

Vzr. Rechtbank Amsterdam 16 maart 2020, IT 3115; ECLI:NL:RBAMS:2020:2038 (Verizon tegen oud-werknemers) Verizon NL en Verizon DE zijn dochtervennootschappen van Verizon Communications Inc., een Amerikaans telecommunicatieconcern. Verizon NL en DE houden zich bezig met het ontwikkelen, produceren en uitgeven van GPS tracking software, die tot doel heeft de productiviteit in onder meer de vervoerssector te verbeteren. Verizon stelt dat er meer dan gerechtvaardigde vermoedens zijn dat twee oud-werknemers met de bedrijfsinformatie van Verizon een eigen onderneming zijn gestart en vordert inzage in eerder beslagen bewijsmateriaal. Gedaagden hebben alle schijn tegen. Zij zijn beiden voormalig werknemers van Verizon en inmiddels bestuurder en aandeelhouder van een onderneming in dezelfde activiteiten als Verizon. Bovendien hebben de twee kort voor hun vertrek bij Verizon een groot aantal e-mails met informatie van en over Verizon naar eigen privé e-mailadressen verstuurd. Verizon heeft dan ook een rechtmatig belang bij inzage nu er een redelijk vermoeden is van onrechtmatig handelen. Er bestaat voldoende aanleiding om de inzage- en afschriftvordering op grond van artikel 843a Rv toe te wijzen (en dus de opheffingsvorderingen in reconventie af te wijzen). Overige vorderingen afgewezen omdat die te prematuur zijn ingesteld.

4.15. Toewijzing van vordering IV in conventie, zoals hiervoor overwogen, voldoet aan de in artikel 843a Rv gestelde eisen (rechtmatig belang, bepaalde bescheiden en rechtsbetrekking).

4.16. Verizon heeft hierbij een rechtmatig belang omdat zij een redelijk vermoeden heeft dat sprake kan zijn van onrechtmatig handelen en dit in een bodemprocedure moet kunnen aantonen, evenals de mogelijk als gevolg hiervan geleden schade. [naam 1] en [naam 2] hebben nu eenmaal de schijn tegen, zodat niet kan worden gesproken van louter suggestie aan de zijde van Verizon.

4.17. De bescheiden waarin inzage moet worden gegeven zijn voldoende bepaald. Uit het proces-verbaal van de deurwaarder en uit de door Verizon gegeven toelichting kan immers worden afgeleid dat het gaat om documenten die door Verizon zijn opgesteld, om documenten die betrekking hebben op het benaderen van, althans contacten met klanten van Verizon en om tussen [naam 1] en [naam 2] gevoerde correspondentie over Verizon. De zoektermen zoals opgenomen in het beslagrekest die door de deurwaarder zijn gehanteerd bij de beslaglegging zijn niet te ruim, althans moeilijk valt in te zien hoe die zoektermen beperkt hadden kunnen worden zonder aan de bedoeling van het bewijsbeslag afbreuk te doen. Dat geen beperking in de tijd is opgenomen is evenmin van belang. [naam 1] en [naam 2] kunnen zich immers ook nadat zij bij Verizon uit dienst waren getreden schuldig hebben gemaakt aan de hun verweten gedragingen. Verder is in dit verband door [naam 1] aangevoerd dat ook de laptop van zijn vriendin in beslag is genomen, maar ook dit vormt voorshands geen reden om toewijzing van de vordering in te perken. Inzage in de bestanden die zich op die laptop bevinden blijft immers beperkt tot die bestanden die zijn aangetroffen aan de hand van de bewuste zoektermen.

4.18. Ook is sprake van een rechtsbetrekking, te weten een rechtsbetrekking uit dreigende onrechtmatige daad. Hierbij geldt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op een (dreigende) inbreuk gebaseerde vordering. Uit de door Verizon gestelde feiten en omstandigheden kan een redelijk vermoeden van een (dreigende) inbreuk worden afgeleid (Hoge Raad 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3304).

4.19. Al met al wordt geoordeeld dat de proportionaliteit en subsidiariteit is gewaarborgd en dat geen sprake is van een fishing expedition.