Gepubliceerd op dinsdag 14 juni 2022
IT 3962
Rechtbank Limburg ||
10 mei 2022
Rechtbank Limburg 10 mei 2022, IT 3962; ECLI:NL:RBLIM:2022:3795 (Kembit tegen EDR), https://itenrecht.nl/artikelen/onenigheid-over-overeenkomst-tot-het-ontwikkelen-van-app

Onenigheid over overeenkomst tot het ontwikkelen van app

Rb. Limburg 11 mei 2022, IT 3962; ECLI:NL:RBLIM:2022:3795 (Kembit tegen EDR) EDR is een onderneming die zich bezighoudt met facturatie en andere financiële processen. Zij heeft in 2019 een plan opgesteld om een applicatie te laten ontwikkelen, wat door Kembit gedaan zou worden. Naar aanleiding van de gesloten overeenkomst is er onenigheid gekomen over het te betalen bedrag na het programmeren van de applicatie. Dit betreft een vraag naar de uitleg van de overeenkomst tussen partijen. De overeenkomst tot het ontwikkelen van software heeft in dit geval niet alleen betrekking op de vastlegging van de eisen waaraan de software moet voldoen (de requirements), maar ook al op de voorbereidende werkzaamheden die kunnen worden verricht zonder over de requirements te beschikken. Aan voorbereidende werkzaamheden bestede uren moeten in beginsel worden betaald. Wel moet rekening worden gehouden met naderhand gemaakte afspraken over de creditering van bepaalde uren. Uiteindelijk wordt het gevorderde ten dele toegewezen, waarbij de nadruk ligt op de correspondentie tussen partijen om het te betalen bedrag te bepalen. 

4.4. De rechtbank overweegt dat partijen het erover eens zijn dat EDR Kembit heeft opgedragen om de requirements voor de app in kaart te brengen en schriftelijk vast te leggen en dat Kembit dit heeft gedaan. Partijen zijn het er ook over eens dat EDR de door Kembit gefactureerde uren voor de werkzaamheden aan de requirements heeft voldaan. Het onderwerp ‘requirements’ kan daarmee in dit vonnis verder onbesproken blijven.

Daaraan doet niet af dat EDR in de conclusie van antwoord heeft gesteld dat zij zelf erg veel heeft bijgedragen aan het vastleggen van de requirements en dat Kembit daardoor ten dele heeft gefactureerd voor werkzaamheden die feitelijk door EDR zijn verricht. Dit bezwaar heeft - kennelijk - niet in de weg gestaan aan de volledige betaling door EDR. EDR heeft aan haar genoemde bezwaar geen andere rechtgevolgen verbonden.

4.10. Dit alles wil niet zeggen dat de vordering van Kembit in volle omvang kan worden toegewezen.

(...)

In de tweede plaats is van belang dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de compensatie die Kembit EDR zou bieden in verband met de ‘opvallende start [van het project, rechtbank] met een aantal onduidelijkheden op facturatie gebied’ (citaat uit het verslag van de bijeenkomst op 30 augustus 2019, zie rov. 4.6.). Partijen hebben daarbij afgesproken dat Kembit de hoogte van de compensatie zou mogen bepalen. (...) Dat, zoals Kembit tijdens de mondelinge behandeling heeft aangevoerd, de compensatie alleen zou worden gegeven als het project volledig zou worden afgerond, heeft zij niet eerder gesteld en is ook niet af te leiden uit de correspondentie uit 2019. EDR mocht - en mag - er daarom op vertrouwen dat de op 30 augustus 2019 afgesproken en op 19 september 2019 geconcretiseerde compensatie alsnog wordt geboden. Ook dit verweer heeft EDR terecht gevoerd.

In de laatste maanden van 2019 en in januari 2020 hebben Kembit en EDR gesproken over de voorzetting van het project door middel van het sluiten van een tweede DVO, die betrekking zou hebben op de concrete app-ontwikkeling (zie ook de rov. 2.18.-2.19.). Uit de overgelegde correspondentie uit die periode blijkt dat beide partijen er veel aan gelegen was om tot overeenstemming te komen. Over en weer zijn dan ook verlangens geuit en voorstellen gedaan, ook in financiële zin. Een van deze financiële voorstellen (in een e-mail van 13 december 2019 van Kembit aan EDR, prod. 18 dv.) hield onder meer verband met de door Kembit vanaf juni 2019 verrichte voorbereidende werkzaamheden en de daarvoor gefactureerde bedragen (die ten dele zouden kunnen worden gecrediteerd, om mede daardoor tot een passend totaalvoorstel voor de voortzetting van het project te kunnen komen). EDR heeft niet deugdelijk onderbouwd waarom Kembit door dit (deel)voorstel wordt gebonden, terwijl partijen, uiteindelijk, geen overeenstemming hebben weten te bereiken over het sluiten van de tweede DVO.  (...)