3 okt 2018
Uitspraak ingezonden door Mark Jansen, Dirkzwager.
Onderbreken onderhandelingen IT-project onrechtmatig: gerechtvaardigd vertrouwen resultaatsverbintenis
Rechtbank Rotterdam 3 oktober 2018, IT 2710; ECLI:NL:RBROT:2018:8583 (Escrow-systeem) Contractrecht. Mislukt project om te komen tot een veilige wijze van verrichten van (vooruit)betalingen voor reizen, in het kader waarvan eiseres 1 - een speciaal voor dit doel opgezette rechtspersoon- en gedaagde een IT-ontwikkeling waren overeengekomen. SGR en de in ANVR verband georganiseerde reiswereld zag nut en noodzaak van een derdengelden platform, met gebruikmaking van een escrow-systeem. Het platform diende erin te voorzien dat betalingen verricht door consumenten op de juiste plaats terecht zouden komen zodat de reisbranche geen schade meer op zou oplopen als een reisbureau ten gevolge van zijn deconfiture de reisorganisator die de reisovereenkomst richting consument moet nakomen, niet meer zou kunnen betalen. Partijen verwijten elkaar over en weer de mislukking. Geen van partijen wenst voortzetting. Uitleg overeenkomst. Onderhandelingen mochten niet afgebroken worden door gerechtvaardigd vertrouwen.
4.17 Voor dat geval stelt [gedaagde] dat het [eiseres 1] in ieder geval niet vrijstond de onderhandelingen af te breken. Bij de vraag of het afbreken van onderhandelingen is toegestaan, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. In zijn arrest CBB/JBO (HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337, NJ 2005/467) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in beginsel ieder van de onderhandelende partijen vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstand komen van de overeenkomst of in verband met andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar is. In dit geval bestond dat gerechtvaardigd vertrouwen bij [gedaagde] in beginsel op basis van de ontwikkelovereenkomst zelf, die tot het sluiten van een exploitatieovereenkomst verplicht en waaraan voor het overige in elk geval gedurende enige tijd uitvoering gegeven was. Nu partijen deze verplichting (net als alle andere uit die ontwikkelovereenkomst) zelf als een resultaatsverbintenis hebben aangemerkt stond het [eiseres 1] in dit geval, naar het oordeel van de rechtbank, niet vrij om de onderhandelingen af te breken. Zij kon dan ook de verzoeken van [gedaagde] om die onderhandelingen voort te zetten niet afwijzen zoals zij heeft gedaan. Daaraan doet niet af dat zij niet tevreden was over de gang van zaken bij het werk en evenmin dat op andere punten inmiddels afwijkende afspraken gemaakt waren. Die tastten immers de wezenlijke structuur van de ontwikkelovereenkomst niet aan, maar zagen op de uitvoering daarvan. [eiseres 1] zou dus in beginsel verder moeten onderhandelen over de exploitatieovereenkomst .
4.18 Nu [gedaagde] met [eiseres 1] van oordeel is dat verdere voortzetting van het project, hoewel zij dat op zichzelf mogelijk acht, in de gegeven omstandigheden niet realistisch is zodat de overeenkomst tussen partijen ontbonden moet worden zijn dergelijke onderhandelingen echter zinledig. In die situatie kan [gedaagde] in plaats van nakoming schadevergoeding vorderen. Het is aannemelijk dat zij enige schade kan hebben geleden doordat [eiseres 1] haar verplichting niet is nagekomen, doch het partijdebat op dat punt is nog onvoldoende uitgekristalliseerd. Met name de uitgangspunten voor het berekenen van de schade en de vraag of de schade in deze procedure moet worden begroot dan wel de zaak naar de schadestaat moet worden verwezen behoeven nadere toelichting. Daarom zal de zaak naar de rol verwezen worden voor nadere uitlatingen.