Nieuw grondrecht: toegang tot documenten in digitale tijdperk
Rapport Staatscommissie Grondwet, bijlage bij kamerstuk 31 570 nr. A.
Als randvermelding. Grondrechtendiscussie. Beperkte informatie- en communicatiemiddelen in artikel 7 Gw. Staatscommissieleden stellen ter discussie een aanvullend nieuw grondrecht op toegang tot documenten in het digitale tijdperk ter bevordering van openbaarheid bestuur ex 110 Gw/ en (elektronische) communicatie-infrastructuur.
Uit de samenvatting, p.9. In hoofdstuk 8 gaat de Staatscommissie in op de wenselijkheid grondrechten aan te passen in het licht van de digitalisering van de samenleving. Deze digitalisering roept vragen op over de grondwettelijke bescherming van onder meer de vrije ontvangst van informatie en het gebruik van elektronische middelen zoals internet, nieuwe mediavormen en -diensten, de vertrouwelijkheid van communicatie en de bescherming van persoonsgegevens. In dit verband heeft de Staatscommissie vooral de artikelen 7, 10 en 13 van de Grondwet in ogenschouw genomen.
Artikel 7 Grondwet, dat de vrijheid van meningsuiting beschermt, dient om verschillende redenen te worden aangepast.16 Het verbod van voorafgaand verlof in het eerste lid is beperkt tot de drukpers. De Staatscommissie stelt voor dit verbod te handhaven, maar de beperking tot de drukpers te laten vervallen. Het verbod van voorafgaand verlof strekt zich dan uit tot alle vormen van meningsuiting. Verder stelt de Staatscommissie voor het begrip gevoelens te vervangen door meningen. Daarnaast doet de Staatscommissie de aanbeveling de vrije ontvangst van informatie in de Grondwet te garanderen. Omdat in een democratische samenleving de pluriformiteit van de pers van groot belang is, adviseert de Staatscommissie een bepaling op te nemen, luidende dat de overheid de pluriformiteit van de media eerbiedigt.
p.67. 8.2 Ontwikkelingen in digitalisering en recht:
Er is ook een toenemend besef van ongewenste vormen van internetgebruik. Daarbij gaat het in het bijzonder om schendingen van auteursrecht, hate speech (bijvoorbeeld in de vorm van discriminerende uitlatingen op internetfora), kinderporno en andere vormen van cybercrime.Het is gegeven deze ontwikkelingen de vraag of de Grondwet, in het bijzonder de grondrechtenbescherming, nog wel ‘bij de tijd’ is. Die vraag is bijvoorbeeld relevant op het terrein van communicatie. De Grondwet noemt nu alleen traditionele informatie- en communicatiemiddelen, zoals de ‘drukpers’, ‘radio en televisie’, ‘brief’, ‘telefoon’ en ‘telegraaf’. De vraag rijst in hoeverre de bescherming van grondrechten in de Grondwet ook op nieuwe informatie- en communicatietechnieken van toepassing is.
p. 69. Een aantal leden123 betreurt deze beperking in het bijzonder waar het gaat om de opneming in de Grondwet van een nieuw grondrecht op toegang tot documenten.
Een kenmerk van het digitale tijdperk is dat de betekenis van informatie(grond)rechten toeneemt. Vandaar het bijzondere belang dat volgens deze leden deze in onderling verband op evenwichtige wijze geborgd zijn. Dat geldt volgens hen in het bijzonder voor grondrechtelijke aanspraken op privacy en openbaarheid. Om deze reden hebben deze leden een aanvullend voorstel gedaan tot opneming van een nieuw grondrecht op toegang tot documenten (openbaarheid van bestuur). (...) Een van deze leden124 betreurt de beperking van de opdracht temeer omdat zij van oordeel is dat er, gezien de ontwikkeling van de informatietechnologie en daarop gebaseerde producten en diensten, belangrijke redenen zijn om de artikelen 5, 11 en 12 Grondwet opnieuw op inhoud en formulering te bezien.
Tevens dringt de vraag zich op of het wenselijk is om in de Grondwet een grondrecht op toegang tot de (elektronische) communicatie-infrastructuur - in het bijzonder internet - op te nemen. In dit verband behoeven volgens dit lid ook de grondrechtelijke consequenties van nieuwe methodes van bestrijding van cybercrime via surveilleren en opsporing, toezicht en handhaving op internet aandacht, in het bijzonder de duiding en regulering van filtering/afsluiting en blokkering van informatie (internetcensuur).
p.91. het volgende grondrecht op te nemen na artikel 7 Grondwet:Ieder heeft recht op toegang tot bestuurlijke documenten onder bij wet te stellen beperkingen.
Een belangrijk motief om dit grondrecht in de Grondwet op te nemen is het evenwicht in het stelsel van grondwettelijke informatierechten, in het bijzonder bij de belangenafweging van – botsende - openbaarheidsaanspraken en de grondrechten op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en op de bescherming van persoonsgegevens.167 Naast de grondrechtelijke verankering van de Wob en andere openbaarheidsregelingen, vervult dit grondrecht tevens een complementaire functie in relatie tot de vrijheid van meningsuiting. In de visie van deze leden betekent de opneming van een dergelijk grondrecht niet dat artikel 110 Grondwet zou moeten vervallen. Als instructienorm blijft artikel 110 Grondwet
van waarde, in het bijzonder waar het gaat om het bevorderen van openbaarheid op initiatief van de overheid (actieve openbaarmaking) alsook de zorg voor de toegankelijkheid van bij de overheid aanwezige informatie.