22 mrt 2023
Niet duidelijk is wat eisende partij precies bedoelt met ‘het onderzoeksdossier’
Rechtbank Gelderland 22 maart 2023, IT 4243; ECLI:NL:RBGEL:2023:1575 (eisende partij tegen De Volksbank) In deze rechtszaak heeft de eisende partij De Volksbank aangeklaagd vanwege de verwerking van persoonsgegevens in verschillende administraties en registers. De eisende partij beweert dat ze recht heeft op inzage in deze persoonsgegevens en informatie over de bron van deze gegevens. De Volksbank heeft aangegeven dat de eisende partij inzage kan krijgen door een inzageverzoek in te dienen. De advocaat van de eisende partij heeft een brief gestuurd met het verzoek om een nadere uitleg te krijgen over welke informatie over de eisende partij is opgevraagd bij derden en wat daarmee is gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisende partij recht heeft op inzage in de persoonsgegevens die door De Volksbank zijn verwerkt, inclusief informatie over de bronnen van gegevens die niet bij de eisende partij zijn verzameld. De eisende partij heeft ook recht op informatie over de geraadpleegde derden en de door hen verstrekte gegevens. De vordering van de eisende partij tot inzage wordt toegewezen. De eisende partij heeft echter ook gevraagd om overlegging van een afschrift van 'het onderzoeksdossier', maar deze vordering wordt afgewezen omdat dit geen gegevensverwerking is in de zin van de AVG.
4.2. De rechtbank stelt vast dat De Volksbank [eisende partij] conform artikel 15 AVG in kennis heeft gesteld van de verwerking van haar persoonsgegevens door middel van de brieven van 5 oktober 2023. Bij conclusie van antwoord in het incident stelt De Volksbank dat de verwerking van de persoonsgegevens van [eisende partij] op 5 oktober 2022 heeft plaatsgevonden, hetgeen strookt met de kennisgeving daarvan aan [eisende partij] in de brief van die datum. Omdat De Volksbank reeds kenbaar heeft gemaakt wanneer de persoonsgegevens van [eisende partij] zijn opgenomen in het Incidentenregister, heeft [eisende partij] geen belang meer bij toewijzing van het onder 2a gevorderde. Die vordering zal daarom worden afgewezen.
4.3. Over de vordering van [eisende partij] tot overlegging door De Volksbank van een afschrift van genoemde verwerkingen overweegt de rechtbank als volgt. De Volksbank betwist niet dat [eisende partij] recht heeft op die inzage. Zij stelt dat zij die inzage dan ook zal geven wanneer [eisende partij] een inzageverzoek bij haar indient, maar dat [eisende partij] dat (nog) niet heeft gedaan.
Uit de als producties 8 en 9 door De Volksbank overgelegde brieven van 21 en 25 oktober 2022) blijkt dat De Volksbank [eisende partij] heeft geïnformeerd over de wijze waarop zij inzage kan verkrijgen. Dat [eisende partij] een inzageverzoek bij De Volksbank heeft ingediend, is echter niet gebleken. Wél heeft de advocaat van [eisende partij] bij brief van 28 november 2022 De Volksbank gesommeerd om hem te informeren over welke informatie precies over [eisende partij] is opgevraagd bij derden en wat daarmee is gedaan en een afschrift te verstrekken van de documentatie waarmee tot registratie in het Incidentenregister is gekomen. Bij e-mailbericht van 19 december 2022 is de advocaat van De Volksbank op het opvragen van informatie bij derden slechts ingegaan met de opmerking dat De Volksbank contact heeft gehad met de ABN-AMRO Bank, de Rabobank, Nationale Nederlanden, de adviseur van [eisende partij] en haar voormalig werkgever.
4.4. Nu [eisende partij] gelet op het voorgaande zonder meer recht heeft op inzage in de verwerkingen en op een kopie van de daarin opgenomen persoonsgegevens, zal het onder 1 gevorderde worden toegewezen als hierna volgend. De Volksbank wordt niet gevolgd in haar standpunt dat [eisende partij] in die vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij geen inzageverzoek heeft gedaan. In geval van een inzageverzoek door [eisende partij] voorafgaand aan deze procedure zou deze incidentele vordering waarschijnlijk niet nodig zijn geweest. Daar staat echter tegenover dat De Volksbank naar aanleiding van de brief van de advocaat van [eisende partij] van 28 november 2022 slechts summierlijk is ingegaan op vragen over informatie die bij derden is opgevraagd, terwijl [eisende partij] op grond van artikel 15 lid 1 onder g AVG recht heeft op alle beschikbare informatie over de bron van gegevens die niet bij haar zijn verzameld. Dat betekent dat, óók als er geen verdere informatie over die bronnen in de verwerkingen staat, [eisende partij] recht heeft op beschikbare informatie over de bron van gegevens die niet bij haarzelf zijn verzameld. In de conclusie in het incident is slechts gesteld dat De Volksbank in de periode augustus - oktober 2022 per mail contact had met eerder genoemde derden. Het onder 2b gevorderde zal daarom worden toegewezen als hierna volgend. Naar het oordeel van de rechtbank zou het voor de hand hebben gelegen dat De Volksbank naar aanleiding van de brief van 28 november 2022 inzage had gegeven en/of een kopie te verstrekken van de verwerkte gegevens en beschikbare informatie over geraadpleegde derden en de door hen verstrekte gegevens. Indien De Volksbank dat had gedaan, zou deze incidentele vordering ook niet nodig zijn geweest.
4.6. Voor zover [eisende partij] overlegging van een afschrift vordert van “het onderzoeksdossier” geldt dat dit geen gegevensverwerking is in de zin van AVG en het recht daarop derhalve niet is geregeld in de AVG. Die vordering dient derhalve wél te worden beoordeeld op grond van artikel 843a Rv. Met De Volksbank is de rechtbank van oordeel dat niet duidelijk is wat [eisende partij] precies bedoelt met “het onderzoeksdossier” en dat die vordering niet ziet op “bepaalde bescheiden” in de zin van artikel 843a Rv. De vordering daartoe is daarom niet toewijsbaar.