Gepubliceerd op woensdag 28 september 2022
IT 4096
Rechtbank Amsterdam ||
18 aug 2022
Rechtbank Amsterdam 18 aug 2022, IT 4096; ECLI:NL:RBAMS:2022:4913 (Eiseres tegen Drimpy), https://itenrecht.nl/artikelen/mogelijk-sprake-van-tekortkoming-die-ontbinding-rechtvaardigt

Mogelijk sprake van tekortkoming die ontbinding rechtvaardigt

Vzr. Rb. Amsterdam 18 augustus 2022, IT 4096; ECLI:NL:RBAMS:2022:4913 (eiseres tegen Drimpy) Eiseres is gespecialiseerd in de ontwikkeling van softwareproducten. Drimpy ontwikkelt een Persoonlijke GezondheidsOmgeving. Dat is een website of applicatie waar consumenten gezondheidsgegevens op een veilige manier kunnen verzamelen, beheren of delen. Partijen zijn overeengekomen dat eiseres bepaalde diensten aan Drimpy zal verlenen. Eiseres heeft Drimpy meerdere facturen gestuurd voor haar werkzaamheden, die maar deels betaald zijn door Drimpy. Eiseres heeft de overeenkomst tussen haar en Drimpy beëindigd, maar Drimpy meent dat de overeenkomst nog van kracht zou zijn. In dit geding vordert eiseres dat Drimpy wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen.

Met betrekking tot de factuur over april 2022 oordeelt de voorzieningenrechter dat er onvoldoende grond bestaat om aan te nemen dat de bodemrechter zal oordelen dat er sprake is van schuldeisersverzuim bij eiseres. Deze factuur dient dan ook geheel betaald te worden. Wat betreft de factuur over mei 2022 oordeelt de voorzieningenrechter dat in ieder geval een deel niet verschuldigd is omdat er na een bepaalde datum niet meer gewerkt is door het team van eiseres. Om die reden moet 50% van de factuur worden betaald. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat het structureel te laat betalen door Drimpy mogelijk kan worden aangemerkt als tekortkoming die de ontbinding rechtvaardigt. Drimpy wordt veroordeeld tot betaling van 100% van de factuur over april en 50% van de factuur over mei. Er is geen sprake van een zodanig restitutierisico die veroordeling tot betaling door Drimpy in de weg staat.

4.6. Volgens Drimpy staat de verschuldigdheid van de factuurbedragen over april (en mei) niet vast, omdat [eiseres] vanaf april teamleden aan de “pod” heeft onttrokken en de resterende teamleden daarna niet meer fulltime werkten. Volgens artikel 6 Work Order 2 diende [eiseres] een “pod” van 3,25 personen full-time beschikbaar te stellen. [eiseres] heeft stellig betwist dat er minder mensen werkten dan afgesproken. Daar tegenover heeft Drimpy haar verwijt niet voldoende onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Drimpy voert nog aan dat vaststaat dat het team van samenstelling is veranderd. Ook als dat zo zou zijn, is dit onvoldoende om aan te nemen dat een bodemrechter tot schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiseres] zou concluderen. Gelet hierop kan in het midden blijven of Drimpy de vermeende wanprestatie van [eiseres] over de maand april 2022 tijdig heeft aangekaart (Drimpy meent van wel en [eiseres] van niet) en haar daarom een beroep toekomt op opschorting van haar betalingsverplichting.

 4.9. Verschil is wel dat vaststaat dat er na vrijdag 27 mei 2022 niet meer gewerkt is door het team van [eiseres] , terwijl maandag 30 en dinsdag 31 mei 2022 nog wel werkdagen waren. Om die reden is aannemelijk dat in ieder geval een deel van het gefactureerde bedrag niet verschuldigd is volgens de Overeenkomst. Ook aannemelijk is dat, zoals Drimpy stelt maar [eiseres] ontkent, het team minder goed gemotiveerd was en minder goed gepresteerd heeft nadat [eiseres] op 5 mei 2022 de Overeenkomst had opgezegd tegen 13 mei 2022. Op grond van de tekst van de berichten van [eiseres] in mei lijkt de sfeer binnen het bedrijf – die het team vermoedelijk niet zal zijn ontgaan - dat ze van Drimpy af wil.

4.12. Aan Drimpy kan worden toegegeven dat [eiseres] rommelig en schijnbaar overhaast heeft geopereerd met haar verschillende berichten in mei, vaak nog voordat een afgesproken betalingstermijn was verstreken, en door twee verschillende opzeggingsbrieven (en op 4 juli 2022 in feite nog een derde) te sturen. Toch wordt het betoog van Drimpy niet gevolgd, alleen al omdat zij haar vermeende schade niet met bijvoorbeeld stukken heeft onderbouwd, zodat wat dit betreft niet op een oordeel van de bodemrechter kan worden vooruit gelopen. Terzijde wordt opgemerkt dat in ieder geval het structureel te laat betalen door Drimpy mogelijk als een tekortkoming valt aan te merken die de ontbinding rechtvaardigt. Dat partijen (stilzwijgend) nader zijn overeen gekomen dat Drimpy te laat mocht betalen, zoals zij aanvoert, is door [eiseres] weersproken en volstrekt niet aannemelijk geworden. Het feit dat Drimpy stelselmatig te laat betaalde maakt niet dat daaruit volgt dat dit overeengekomen is, danwel bestendig gebruik is geworden.