Gepubliceerd op maandag 25 maart 2024
IT 4504
Rechtbank ||
8 mrt 2024
Rechtbank 8 mrt 2024, IT 4504; ECLI:NL:RBROT:2024:2310 (Eiser tegen de minister), https://itenrecht.nl/artikelen/minister-heeft-inzagerecht-voldoende-gewaarborgd

Minister heeft inzagerecht voldoende gewaarborgd

Rb. Rotterdam 8 maart 2024, IT 4504; ECLI:NL:RBROT:2024:2310 (Eiser tegen de minister). Eiser heeft bij de minister verzoek ingediend tot inzage van de door het ministerie verwerkte en hem betreffende persoonsgegevens in alle schriftelijke of elektronische vastleggingen, waaronder alle vastleggingen van alle communicatie. Het gaat om vastleggingen die betrekking hebben op zijn positie als ambtenaar, adviseur en medewerker bij Het Huis voor klokkenluiders. De minister heeft op het verstrekken van de persoonsgegevens een tweetal beperkingen van artikel 23 van de AVG toegepast. Voor wat betreft de correspondentie met de landsadvocaat heeft de minister gebruik gemaakt van de beperkingsgrond ‘de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen’. Daarnaast heeft de minister meerdere malen gebruik gemaakt van de beperkingsgrond ‘de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen’. Eiser heeft hiertegen en tegen het niet tijdig beslissen op betreffend verzoek beroep ingesteld.

Omdat de minister alsnog op het verzoek van eiser heeft beslist, vervalt het procesbelang wat betreft het beroep op niet tijdige beslissing. Voor wat betreft de door eiser verzochte inventarislijst/inhoudsopgave van zijn personeelsdossier merkt de rechtbank op dat de AVG geen verplichting kent voor de verwerkingsverantwoordelijke voor het opstellen van een dergelijke lijst. Verder blijkt uit vaste rechtspraak dat wanneer het bestuursorgaan mededeelt dat na onderzoek is gebleken dat niet meer persoonsgegevens zijn dan de verstrekte gegevens, het aan de andere partij is om aannemelijk te maken dat er wel meer gegevens zijn verwerkt. Eiser stelt daarnaast dat zijn inzagerecht uit de AVG onterecht is beperkt. Verweerder stelt terecht dat het de ongestoorde gedachtewisseling met de advocaat om tot een standpunt te komen, zou schaden als naar aanleiding van een inzageverzoek de inhoud van deze correspondentie gedeeld moet worden. De rechtbank is van oordeel dat de minister op de juiste manier gebruik heeft gemaakt van de beperkingen en door het verstrekken van overzichten van eisers verwerkte persoonsgegevens eiser voldoende in staat heeft gesteld om gebruik te maken van zijn inzagerecht.

9.3. De minister heeft daarnaast, eveneens (mede) op grond van artikel 15, vierde lid, van de AVG, voor verschillende documenten eisers inzagerecht beperkt ter bescherming van de belangen van andere derden. In het overzicht is aangegeven ten aanzien van welke documenten en waarom hier toepassing aan is gegeven. Het gaat om de documenten met de nummers 70, 75, 82, 94, 99, 102, 103, 104, 105, 113, 115, 116, 119, 122, 123 en 145. Deze documenten bevatten correspondentie tussen medewerkers van het ministerie en de commissie, de leden van de commissie onderling en/of derden en de commissie, dan wel stukken waarvoor geldt dat sprake is van vertrouwelijkheid. In het verweerschrift is nader toegelicht dat het hierbij gaat om persoonsgegevens die betrekking hebben op het onafhankelijke onderzoek dat is ingesteld naar aanleiding van de meldingen over misstanden binnen het Huis, in welk kader met verschillende personen vertrouwelijk is gesproken. De minister stelt terecht dat het achteraf in het kader van een inzageverzoek openbaar maken van dergelijke vertrouwelijke gegevens ervoor kan zorgen dat personen met wie vertrouwelijk wordt gesproken terughoudender zijn in hun verklaringen, wat het doen van onderzoek niet ten goede komt. Bovendien moet de minister er ook voor waken dat de privacy van de ondervraagden niet wordt geschaad. De omstandigheid dat eiser inmiddels via andere kanalen al bekend is geworden met enkele documenten doet aan het voorgaande niet af. Mede gelet op de aanvullende motivering in het verweerschrift heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat deze beperkingen noodzakelijk en evenredig zijn ter waarborging van de rechten van derden.

10.3. De rechtbank is van oordeel dat de minister door het verstrekken van overzichten van eisers verwerkte persoonsgegevens eiser voldoende in staat heeft gesteld om gebruik te maken van zijn inzagerecht. Op de overzichten is per document vermeld wat voor soort document het betreft, de eventueel toegepaste uitzonderingsgrond, de datum of het jaartal van het document, de verwerkingsdoeleinden, een weergave van de in het document aangetroffen persoonsgegevens, enige context over het document waarin eisers persoonsgegevens zijn aangetroffen en tot slot van wie de gegevens zijn ontvangen en aan wie de gegevens zijn verstrekt.

Eiser is gelet op deze overzichten in staat om de juistheid van zijn verwerkte persoonsgegevens en de rechtmatigheid van die verwerkingen te controleren. Daarvoor is niet vereist dat de minister, zoals eiser heeft aangevoerd, in alle gevallen de volledige zin of passage waarin eisers persoonsgegeven staat vermeld weergeeft. Voor wat betreft de louter identificerende persoonsgegevens, zoals eisers naam of de aanduiding ‘melder(s)’, valt niet in te zien dat de minister meer gegevens uit het betreffende document in het overzicht had moeten vermelden nu daarin verder niets over eiser wordt gezegd. Zoals namens de minister ter zitting terecht naar voren is gebracht bestaan er andere wegen voor het verkrijgen van deze informatie, bijvoorbeeld het indienen van een verzoek op grond van de Wet open overheid. Bovendien heeft de minister in het overzicht wel enige contextinformatie gegeven zodat eiser in staat moet worden geacht daaruit te kunnen opmaken in welke context zijn persoonsgegeven is opgenomen. Meer specifiek voor wat betreft de in het overzicht opgenomen whatsapp-conversaties is ter zitting namens de minister toegelicht dat deze berichten op onderwerp zijn gebundeld. Sommige documenten bevatten dan ook meerdere whatsapp-gesprekken en/of gesprekken over een langere periode waardoor het overzicht geen specifieke datumaanduiding vermeldt, maar gekozen is voor een periode-aanduiding. De rechtbank acht dit niet in strijd met artikel 15 van de AVG. Het is ook niet noodzakelijk dat alle doorverwerkingen van documenten met eiser betreffende persoonsgegevens in een overzicht worden opgenomen, voor zover deze doorverwerkingen in het kader van hetzelfde verwerkingsdoeleinde hebben plaatsgevonden.

De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat hij recht heeft op een deels onleesbaar gemaakte kopie van de documenten waarin zijn persoonsgegevens zijn opgenomen. Het recht op inzage is niet gelijk aan een recht op toegang tot bepaalde documenten. Het verstrekken van het volledige document of een deels zwartgemaakt document kan in een concreet geval aangewezen zijn, maar daar is hier niet van gebleken. Verwezen wordt naar de hierboven, onder 10.2, genoemde rechtspraak.