Gepubliceerd op vrijdag 20 september 2019
IT 2872
||
17 sep 2019
17 sep 2019, IT 2872; ECLI:NL:CBB:2019:440 (Liander tegen ACM), https://itenrecht.nl/artikelen/liander-had-voorwaarde-niet-mogen-verbinden-aan-realiseren-aansluiting

Liander had voorwaarde niet mogen verbinden aan realiseren aansluiting

CBp 17 september 2019, IT 2872; ECLI:NL:CBB:2019:440 (Liander tegen ACM) Beroep tegen geschilbesluit in JWM Putten tegen Liander. ACM oordeelde dat Liander in strijd met de Elektriciteitswet en de Tarievencode een voorwaarde heeft gesteld aan het realiseren van de aansluiting van JWM Putten. Een netbeheerder moet op verzoek van een aangeslotene een aansluiting realiseren op het door hem gevraagde spanningsniveau, tenzij er technische belemmeringen zijn. Liander had als voorwaarde gesteld dat JWM Putten een geschil aanhangig maakt bij de ACM over de vraag wat de juridische kwalificatie is van het stelsel van verbindingen dat op het bedrijfsterrein van JWM Putten ligt (wel of geen net). Deze voorwaarde is niet gebaseerd op technische belemmeringen, zodat Liander deze voorwaarde niet mocht stellen. Het beroep van Liander is afgewezen. Liander had onder meer de genoemde voorwaarde niet mogen verbinden aan het realiseren van de aansluiting. Door te stellen dat JWM Putten een klacht moet indienen bij de ACM voordat zij overgaat tot het realiseren van de aansluiting, probeert Liander toegang te verkrijgen tot de geschilprocedure. Deze is alleen bedoeld voor JWM Putten en niet voor Liander.

4.5 Ook het College vat het geschil op als de vraag of Liander, bij het realiseren van de aansluiting als bedoeld in artikel 23 van de E-wet, als voorwaarde mocht stellen dat [naam 1] een geschilprocedure bij ACM aanhangig maakt. Anders dan Liander heeft bepleit, is het College met ACM van oordeel dat de in artikel 23 van de E-wet neergelegde bevoegdheid tot het in bepaalde gevallen verbinden van voorwaarden aan het realiseren van een aansluiting niet ziet op een voorwaarde zoals hier aan [naam 1] is opgelegd. Artikel 51, eerste lid, van de E-wet luidt “Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de Autoriteit Consument en Markt indienen.” Met het stellen van de voorwaarde dat een klacht bij ACM moet worden ingediend alvorens de netbeheerder overgaat tot het uitvoeren van zijn wettelijke taak zoals die is neergelegd in artikel 23 van de E-wet beoogt Liander in wezen toegang te verkrijgen tot de geschilprocedure terwijl artikel 51, eerste lid, van de E-wet deze toegang voorbehoudt aan haar wederpartij. Voorts geldt dat omdat de aansluiting bij [naam 1] overeenkomstig haar wens is gerealiseerd, een beslissing is gevraagd van ACM in een niet (meer) bestaand geschil tussen [naam 1] en Liander. Naar het oordeel van het College is de procedure van artikel 51 E-wet niet bedoeld voor het oplossen van hypothetische geschillen.

Op grond van het voorgaande heeft ACM terecht vastgesteld dat Liander niet het indienen van een klacht door [naam 1] over de kwalificatie van het stelsel van verbindingen in het bedrijfsverzamelgebouw als voorwaarde mocht stellen voor het realiseren van de aansluiting. Indien Liander een oordeel had willen krijgen over de juistheid van haar standpunt dat de aanvraag diende te worden afgewezen omdat in dit geval sprake is van een net, had zij niet tot aansluiting moeten overgaan. Dan zou [naam 1] reden hebben gehad voor het starten van een geschilprocedure.