Gepubliceerd op donderdag 14 oktober 2021
IT 3683
Rechtbank Noord-Holland ||
13 okt 2021
Rechtbank Noord-Holland 13 okt 2021, IT 3683; ECLI:NL:RBNHO:2021:8863 (Documenten dwangarbeid), https://itenrecht.nl/artikelen/kerkgenootschappen-moeten-documenten-overhandigen

Kerkgenootschappen moeten documenten overhandigen

Rechtbank Noord-Holland 13 oktober 2021, IEF 20246, IT 3683; ECLI:NL:RBNHO:2021:8863 (Documenten dwangarbeid) Twee kerkgenootschappen moeten diverse officiële documenten verstrekken aan negentien vrouwen die stellen dat ze tussen 1951 en 1979 dwangarbeid moesten verrichten voor de katholieke congregatie van de Zusters van de Goede Herder. De vrouwen stellen hierdoor schade te hebben geleden. Zij vinden dat de kerkgenootschappen onrechtmatig hebben gehandeld en civielrechtelijk aansprakelijk zijn.

De kerkgenootschappen betwisten dat zij aansprakelijk zijn en voeren verschillende verweren aan. Zij beroepen zich onder meer op verjaring van de vordering van de vrouwen. Ook voeren zij aan dat de vrouwen niet de juiste partijen hebben gedagvaard: zij zijn niet de rechtsopvolgers van de Nederlandse kerkprovincie of de kloosters en zij hadden geen feitelijke zeggenschap over de instellingen waar de meisjes verbleven.
De vrouwen vorderen in het exhibitie incident dat de kerkgenootschappen diverse documenten overhandigen zodat ze in de hoofdzaak kunnen onderbouwen dat de kerkgenootschappen wel degelijk de rechtsopvolgers zijn van de Nederlandse kerkprovincie en de kloosters. Met die stukken willen de vrouwen ook aantonen dat de rechtsvoorgangers van de kerkgenootschappen zeggenschap hadden over de instellingen waar de vrouwen dwangarbeid moesten verrichten.

De kerkgenootschappen beroepen zich ook in het incident op verjaring en stellen dat de vordering tot afgifte van stukken moet worden afgewezen.
De rechtbank wijst de vordering van de vrouwen gedeeltelijk toe. De kerkgenootschappen moeten diverse officiële documenten aan de vrouwen verstrekken binnen acht weken na de uitspraak. De rechtbank kan de vraag nu nog niet beantwoorden of het beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en of de verjaring daarom moet worden doorbroken. Voor de doorbreking van de verjaring is onder meer van belang te weten of (de rechtsvoorgangers van) de kerkgenootschappen zeggenschap hadden over de instellingen waar de vrouwen destijds verbleven en zo ja, wat de aard en omvang daarvan is geweest. De stukken die de kerkgenootschappen moeten verstrekken, zullen de vrouwen hier meer duidelijkheid over kunnen geven. De rechtbank kan daarom in het incident niet oordelen over het verjaringsverweer. Dat verweer zal pas kunnen worden beoordeeld als de hoofdzaak inhoudelijk wordt behandeld.