11 jun 2020
Inzet surveillance-software is geen inbreuk op privacy
Vzr. Rechtbank Amsterdam 11 juni 2020, IT 3167; ECLI:NL:RBAMS:2020:2917 (Studentenraden tegen UvA) Kort geding. De UvA mag online surveillance-software (proctoring) inzetten bij het afnemen van tentamens. Studentenraden hadden een verbod daarop gevorderd. De studentenraden en een student zijn ontvankelijk in hun vorderingen, omdat voor hen geen met voldoende waarborgen omklede andere rechtsgang open staat, waarmee een met het kort geding vergelijkbaar resultaat kan worden verkregen. Verder is er geen instemmingsrecht op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) voor het door de UvA genomen besluit, nu de daarop gebaseerde ‘Regels en Richtlijnen van de examencommissie’ waarin de wijze van surveillance is geregeld, dat expliciet bepaalt.
De UvA heeft voldaan aan alle regels en beginselen van de AVG. De grondslag voor de gegevensverweking ligt in artikel 6 lid 1 sub e AVG. De UvA heeft een in de wet geregelde publieke taak en in verband met Covid-19 is er noodzaak om online proctoring in te zetten bij het afnemen van tentamens die vanuit huis worden gemaakt. Van een onrechtmatige inbreuk op de privacy is dan ook geen sprake. [IT 3532].
4.15.
Dat bij online proctoring met Proctorio het beeldscherm van de student zichtbaar wordt en een webcam wordt ingezet die een student in zijn persoonlijke omgeving registreert en waarbij de student kan worden gevraagd zijn omgeving en zijn bureau te laten zien (dit lijkt voor eisers het grootste probleem te zijn) is gelet op het voorgaande onontkoombaar. Hoe is anders vast te stellen dat de student geen boeken, aantekeningen of telefoon op of bij zijn bureau heeft liggen, wat bij tentamens op de campus door de surveillant wordt nagegaan. Overigens geldt in de uitzonderlijke situatie door de huidige Covid-19 crisis voor een groot deel van de werknemers wereldwijd, die vanuit huis werken, dat zij noodgedwongen via videobellen hun persoonlijke omgeving met hun collega’s en werkgever delen. Ook de opslag van de gegevens is noodzakelijk, nu het systeem alleen dan de gegevens met elkaar kan combineren en surveillanten alleen dan de mogelijkheid hebben om zorgvuldig te bekijken of sprake is van fraude. Live monitoren van webcams en beeldschermen door middel van bijvoorbeeld Zoom, zoals door de studenten genoemd, is bij groepen van meer dan 150 studenten praktisch niet mogelijk, althans dat kan van de UvA niet worden verwacht, los van de vraag of er software is die dat mogelijk maakt. Voor een kleine groep zou een surveillant de webcams kunnen bekijken, maar andere schermen die een student heeft geopend kunnen daarmee niet worden gezien, en ook is niet zichtbaar wat de student op zijn of haar bureau heeft liggen. Voor grote (uit de aard) fraudegevoelige tentamens is Zoom dus niet geschikt. Bovendien zou kunnen worden gesteld dat live monitoren van alle studenten meer invasief is dan proctoring door middel van Proctorio, waarbij het grootste deel van de camerabeelden en beeldschermgegevens niet wordt bekeken.
4.17.
De conclusie is dat de gegevensverwerking door de UvA berust op de grondslag van artikel 6 lid 1 sub e van de AVG, en dat de verwerking voldoet aan de door de AVG gestelde zorgvuldigheidseisen. De handelwijze van de UvA is daarmee niet onrechtmatig. In het midden kan dan blijven of de studentenraden wel ontvankelijk zijn in hun vordering voorzover die ziet op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking. Op grond van artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek kan alleen een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid een rechtsvordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd. De studentenraden zijn immers geen stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid.