Gepubliceerd op vrijdag 26 februari 2021
IT 3418
Rechtbank ||
24 aug 2020
Rechtbank 24 aug 2020, IT 3418; ECLI:NL:RBGEL:2020:7103 (Verzoeker tegen Stichting Reclassering Nederland), https://itenrecht.nl/artikelen/inzagerecht-op-interne-stukken-reclassering

Inzagerecht op interne stukken Reclassering

Rechtbank Gelderland 24 augustus 2020, IT 3418; ECLI:NL:RBGEL:2020:7103 (Verzoeker tegen Stichting Reclassering Nederland) Verzoeker is in 2003 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien jaar en is in 2014 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Aan zijn vrijlating zijn voorwaarden verbonden, waaronder meer een meldplicht bij de Reclassering. Deze voorwaarden zijn op 30 april 2020 beëindigd. Verzoeker doet een beroep op artikel 12 en 15 eerste lid van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Concreet wil verzoeker weten of de Stichting Reclassering Nederland zijn persoonsgegevens verwerkt. De vraag is of en zo ja op welke wijze verzoeker aanspraak kan maken op inzage in de interne communicatie tussen de medewerkers van de Reclassering en de communicatie tussen de Reclassering en het OM en de DJI. Geoordeeld wordt dat een meldplichtverslag als persoonsgegevens moeten worden aangemerkt, waardoor verzoeker dus in beginsel recht op inzage heeft. Vervolgens wordt gekeken of de Reclassering een beroep toekomt op de wettelijke uitzondering op het recht van inzage, op grond van artikel 23 van de AVG. Geoordeeld wordt dat de Reclassering de documenten mag anonimiseren om ervoor te zorgen dat de uitlatingen over verzoeker niet herleidbaar zijn tot de persoon die de uitlating heeft gedaan. 

4.11. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals de Reclassering heeft aangegeven, vormen meldplichtgesprekken de basis voor belangrijke stappen in het toezichttraject. Ook vormen meldplichtgesprekken de basis voor de (voortgangs)rapportages aan het OM en de strafrechter. Aan de hand van de meldplichtgesprekken worden de vervolgstappen in het toezichttraject bepaald, de voortgang geëvalueerd en wordt de te volgen strategie uitgezet en eventueel, waar nodig, bijgesteld. De reclasseringswerker legt na afloop van een meldplichtgesprek zijn eerste bevindingen, indrukken, observaties en gedachten over het gesprek vast in een meldplichtverslag. Een meldplichtgesprek en het daaruit voortvloeiende meldplichtverslag dient als (ruwe) basis voor de voortgang, evaluatie en eventuele bijsturing van het toezichttraject. Bij de dossierstukken bevindt zich een meldplichtverslag van een gesprek tussen een reclasseringswerker en [naam verzoeker] . Dit verslag bevat NAW-gegevens van [naam verzoeker] (in dit geval zijn naam). Voorts bevat dit verslag informatie over zijn stemgebruik, non-verbale communicatie, de wijze waarop hij vragen (met betrekking tot zijn woonsituatie, werk en gezin) beantwoordt, de ontwikkeling in de beantwoording van die vragen en de aandachtspunten voor het volgende meldplichtgesprek. Dit meldplichtverslag weerspiegelt dus (subjectieve) aspecten van de persoonlijkheid van [naam verzoeker] en ook van zijn manier van denken. Naast NAW-gegevens, bevat een meldplichtverslag dus ook feitelijkheden en waarderingen van de reclasseringsmedewerker over [naam verzoeker] die, met inachtneming van het hiervoor onder 4.7 en 4.8 omschreven toetsingskader, als persoonsgegevens moeten worden aangemerkt. [naam verzoeker] dus in beginsel recht op inzage in deze documenten.

4.18. Het inzagerecht kan voorts beperkt worden indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van rechten en vrijheden van derden (artikel 41 UAVG lid 1 onder i.), in dit geval in het bijzonder: de privacyrechten van de reclasseringswerker. Bij een recht of vrijheid van een ander gaat het om gewichtige belangen op grond waarvan het noodzakelijk is een uitzondering te maken op het recht van de betrokkene op kennisneming. De Reclassering zal dit van geval tot geval moeten beoordelen. Het is voor de rechtbank niet mogelijk om vast te stellen in hoeverre en in welk geval die situatie zich voordoet ter zake van de documenten waarin [naam verzoeker] inzage wenst, omdat de rechtbank de inhoud van de documenten niet kent. De Reclassering mag de documenten die zij aan [naam verzoeker] ter inzage overlegt, anonimiseren, in die zin, dat de Reclassering (ter bescherming van de privacy-rechten van derden) ervoor zorgt dat uitlatingen over [naam verzoeker] niet herleidbaar zijn tot de persoon die de uitlating heeft gedaan. Wie de uitlating heeft gedaan is immers niet relevant voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking (waarvoor de AVG bedoeld is), terwijl het wel een aantasting kan opleveren van de rechten van de persoon die de uitlating heeft gedaan. Voor zover de Reclassering het standpunt inneemt dat de indrukken, suggesties en gedachten van een medewerker van de Reclassering over [naam verzoeker] moeten worden aangemerkt als persoonsgegevens van die betreffende medewerker kan de rechtbank haar daarin niet volgen. Dat zijn immers geen gegevens op basis waarvan die medewerker geïdentificeerd kan worden, dan wel feitelijke of waarderende gegevens over eigenschappen, opvattingen of gedragingen van die medewerker.

4.21. De rechtbank overweegt als volgt. Evenals ten aanzien van de interne notities en communicatie, onderkent de rechtbank het belang van een vertrouwelijke en vrije gedachtewisseling tussen de Reclassering en het OM en de DJI. De Reclassering heeft haar stelling dat de belangen van de Reclassering (en het OM en de DJI) zouden worden aangetast indien inzage in de correspondentie zou moeten worden gegeven echter onvoldoende concreet onderbouwd. De enkele stelling dat inzage in de correspondentie met het OM en de DJI de vertrouwelijke en vrije gedachtewisseling zou belemmeren is daarvoor onvoldoende. De rechtbank acht ook hier van belang dat het toezichttraject van [naam verzoeker] inmiddels is geëindigd (zie hiervoor onder 4.17) waardoor inzage geen invloed heeft op een lopend toezichttraject. Voorts is van belang dat ook ten aanzien van de correspondentie tussen de Reclassering en het OM en de DJI geldt dat het inzagerecht beperkt kan worden indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van rechten en vrijheden van derden (artikel 41 UAVG lid 1 onder i.), in dit geval in het bijzonder: de privacyrechten van de medewerkers van het OM en het DJI. Hiervoor verwijst de rechtbank naar hetgeen is overwogen onder 4.1, ook op de communicatie tussen de Reclassering en het OM en de DJI van toepassing is.