Inzage medisch dossier vanwege ongeldig testament?
Hof Arnhem 10 januari 2012, LJN BV0470 (appellant tegen Aveant Thuishulp B.V.)
Inzage medisch dossier in verband met rechtsgeldigheid testament.
In eerder kort geding vordert `jr.´ inzage in het medisch en verpleegkundig dossier van zijn overleden vader "Sr.". Jr. stelt belang te hebben bij die inzage omdat hij zich op het standpunt stelt dat [sr.] op 26 februari 2010 een uiterste wilsbeschikking heeft vastgesteld terwijl Sr. op dat moment in een zodanige geestelijke toestand verkeerde dat hij niet bekwaam was tot het verrichten van rechtshandelingen. Aveant c.s. hebben die inzage geweigerd met een beroep op het medisch beroepsgeheim. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen.
In dit hoger beroep wordt geoordeeld dat er geen voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat een zwaarwegend belang geschaad wordt indien de geheimhouding van het medisch en verpleegkundig dossier van [sr.] wordt gehandhaafd.
Kort geding wordt bekrachtigd.
4.7 De verdere argumenten die [jr.] heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van voldoende concrete aanwijzingen in de zin van r.o. 4.4 hiervoor, kunnen – voorshands oordelend – zijn vordering evenmin dragen. Dat [sr.] [leeftijd] oud was toen hij, kort voor zijn overlijden, het testament heeft ondertekend en dat hij daarbij de dochters van zijn buren als erfgenamen heeft aangewezen, zijn geen zodanig ongewone omstandigheden dat daaruit zonder meer zou kunnen worden afgeleid dat [sr.] handelingsonbekwaam was toen hij het testament ondertekende. Zowel de notaris als [geïntimeerde sub 2] hebben verklaard dat [sr.] tegen hen heeft gezegd dat de relatie met zijn (voormalige) partner Van Leeuwen was geëindigd. Dat Van Leeuwen en/of [jr.] – zonder daaraan een concrete onderbouwing te geven – op dit punt een andere mening zijn toegedaan, kan er in dit kort geding niet toe leiden dat voldoende aannemelijk is geworden dat [sr.] handelingsonbekwaam was toen hij het testament ondertekende.
4.8 Het voorgaande brengt mee dat op basis van de hiervoor besproken stellingen van [jr.] – ook als die worden beoordeeld in hun onderlinge samenhang en in samenhang met hetgeen [jr.] overigens heeft aangevoerd – in dit kort geding geen voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat een zwaarwegend belang geschaad wordt indien de geheimhouding van het medisch en verpleegkundig dossier van [sr.] wordt gehandhaafd. Dat geldt niet alleen ten aanzien van de primair gevorderde inzage door [jr.] zelf, maar ook ten aanzien van de subsidiair gevorderde inzage door een aan te wijzen deskundige. Reeds daaruit volgt dat die vorderingen moeten worden afgewezen en dat de grieven 4 tot en met 9 falen.