8 mrt 2022
Instagram-accounts zijn geen 'voorwerpen'
HR Conclusie A-G 8 maart 2022, IT 3865; ECLI:NL:PHR:2022:220 (Instagram-accounts) Strafrecht. Klager wordt ervan verdacht dat hij via zijn Instagram-accounts valse merkkleding zou verkopen. Deze accounts zijn daarom in beslag genomen. Klager stelt zich op het standpunt dat Instagram-accounts geen voorwerpen zijn in de zin van artikel 94 (lid 2) Sv en daarom niet vatbaar voor inbeslagneming op de voet van dat artikel. De rechtbank is het hiermee eens en oordeelt dat het beslag op de Instagram-accounts dient te worden opgeheven.
Het cassatiemiddel van de officier van justitie bevat de klacht dat het oordeel van de rechtbank getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. De conclusie van de A-G strekt tot verwerping van het beroep. Hij is van mening dat uitgaande van de wetsgeschiedenis het begrip ‘voorwerp’ als bedoeld in artikel 33a Sr dezelfde betekenis heeft als ‘goed’ in de zin van artikel 3:1 BW. Een gebruiksrecht is geen ‘vermogensrecht’ in de zin van het BW en dus, uitgaande van wetsgeschiedenis, geen voorwerp als bedoeld in artikel 33a Sr. Het Wetboek van Strafvordering biedt bovendien andere mogelijkheden tot ontoegankelijkmaking en vernietiging van gegevens. Ook vanuit wetssystematisch oogpunt ziet de A-G daarom geen reden om onder ‘voorwerpen’ ook Instagram-accounts te begrijpen.
3.67. Op grond van de wetsgeschiedenis moet worden aangenomen dat de wetgever bij de vormgeving van de huidige regelingen van de verbeurdverklaring en de onttrekking aan het verkeer een voorwerpsbegrip voor ogen heeft gehad waar gebruiksrechten op Instagram-accounts niet onder vallen.