Informaticaprestaties
Kantonrechter Rechtbank Haarlem 17 maart 2011, LJN BR6944 (Proximedia Nederland tegen gedaagde)
In de Proximedia serie, IT 461 en IT 387. Overeenkomst voor informaticaprestaties. Kort samengevat kwam de overeenkomst neer op de terbeschikkingstelling door Proximedia aan [gedaagde] van een laptop, en de verzorging van een emailadres en de ontwikkeling van een website voor het lingeriebedrijfvan [gedaagde]. Eiseres vordert (in conventie) betaling door gedaagde van achterstallige termijnen.
Gedaagde beroept zich op de ontbinding van de overeenkomst wegens tekortkoming door eiseres in de nakoming van haar verplichting tot het bouwen van een website. Het verweer slaagt. De vordering in conventie wordt afgewezen. De vordering in reconventie tot het geven van een verklaring voor recht dat de overeenkomst is ontbonden en tot terugbetaling van reeds betaalde bedragen wordt toegewezen. Proceskostenveroordeling.
Beoordeling in conventie en reconventie: De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Proximedia heeft ter zitting bestreden de brief van 28 maart 2007 te hebben ontvangen. Dit verweer wordt gepasseerd. [gedaagde] heeft het verzendbewijs overgelegd en bovendien heeft Proximedia de brief ook zelf overgelegd. Voorts ligt, bij bewijs van geldige verzending per aangetekende post, het risico van niet-kennisneming bij Proximedia. Het ligt op haar weg -zeker als bedrijf -ervoor te zorgen dat aangetekende post in ontvangst wordt genomen.
Daarmee heeft [gedaagde] met haar aangetekende brief de overeenkomst op geldige wijze ontbonden, mede gelet op de geciteerde bepaling uit de algemene voorwaarden. De email van 11 april 2007 waarop Proximedia zich ter afwering heeft beroepen kan haar niet baten. Daargelaten dat [gedaagde] de ontvangst heeft betwist vormt de tekst van deze email geen reactie op de stellingname van [gedaagde] in die brief. Het retourneren van de laptop aan Proximedia is weliswaar niet met bewijsstukken onderbouwd, maar deze retournering past wel in het beeld van de wel vaststaande opstelling van [gedaagde]. Daar tegenover heeft Proximedia geen bewijsstukken overgelegd waaruit de -tijdige -betwisting van de ontbinding valt te afte leiden. De overgelegde correspondentie van augustus 2007 en daarna van jaren later kan niet meer als zodanig gelden. Op grond van het voorgaande zijn de vorderingen van Proximedia niet toewijsbaar. De vorderingen van [gedaagde] zijn op basis van de rechtsgeldige ontbinding met de brief van 28 maart 2007 toewijsbaar.
De proceskosten in conventie en in reconventie komen voor rekening van Proximedia omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.