Gepubliceerd op donderdag 15 juni 2023
IT 4295
Rechtbank Amsterdam ||
25 mei 2023
Rechtbank Amsterdam 25 mei 2023, IT 4295; ECLI:NL:RBAMS:2023:3210 (Verzoeker/ING), https://itenrecht.nl/artikelen/incassofraude-ing-rechtvaardigt-registratie

Incassofraude ING rechtvaardigt registratie

Rechtbank Amsterdam 25 mei 2023, IT 4295; ECLI:NL:RBAMS:2023:3210 (Verzoeker/ING) In deze zaak betreft het een grootschalige incassofraude waar verzoeker bij betrokken was. Op een online platform van Universe.com kon men evenementen aanmelden en toegangsbewijzen kopen voor deze evenementen. De betalingstransacties werden door Stripe en PPRO geregeld. Bij een van deze evenementen, 'Krava Ontmoet Startende Ondernemers' - dat niet bleek te bestaan - werden grote hoeveelheden betalingsbewijzen gekocht, die snel daarna geannuleerd werden.Dit gaf hen recht op restitutie van het aankoopbedrag en/of stornering van de incasso. De rekeninghouders ontvingen dus onverschuldigde restitutiebetalingen die door Universe niet geïncasseerd konden worden. De verzoeker in kwestie heeft meermaals contant geld opgenomen, nadat er een grote overboeking werd gedaan. Als ING bekend wordt met de feiten en (een deel van) het bedrag dat verzoeker heeft buitgemaakt heeft teruggekregen, geeft zij aan dat de persoonsgegevens van verzoeker acht jaar in het Incidentenregister (hierna: IR) en het Externe Verwijzingsregister (hierna: EVR) zullen worden opgenomen. De verzoeker betwist bij de fraude te zijn betrokken en verzoekt schrapping uit de registers. De ING heeft dit verzoek afgewezen, waarop verzoeker zich tot de rechter went. Hij vordert dat zijn registratie in het IR en het EVR ongedaan worden gemaakt, dan wel dat de termijn van registratie wordt verkort. 

Verzoeker stelt dat er geen deugdelijke grondslag is voor de registratie van zijn persoonsgegevens in het IR en het EVR en dat de registratie niet voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ook stelt hij dat de registratie zijn toekomst als jongvolwassen ondernemer in gevaar brengt. 

De rechter toetst aan de hand van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Deze stelt dat verwerking van persoonsgegevens slechts rechtmatig is als deze noodzakelijk is voor de behartiging van de verwerkende partij, tenzij de belangen of grondrechten van de andere partij zich daartegen verzetten. Ter uitwerking van dit toetsingskader heeft het ING een protocol opgezet. Opname in het EVR en IR vindt pas plaats als er sprake is van een grote mate van zekerheid dat de betrokkene een strafbaar feit heeft gepleegd. Kijkend naar de omstandigheden van het geval neemt de rechtbank aan dat het zeer waarschijnlijk is dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verzoeker heeft namelijk geen plausible verklaring voor het feit dat er in dertien dagen een bedrag van bijna vijfenzeventigduizend euro naar zijn rekening is overgemaakt en er bijna elke dag een groot bedrag aan contant geld is opgenomen. 

De rechtbank gaat vervolgens in op het punt van proportionaliteit en subsidiariteit. Verzoeker stelt dat hij nu ernstig wordt belemmerd in de mogelijkheid om te kunnen ondernemen. ING stelt daartegenover dat verzoeker nooit heeft meegewerkt aan - of initiatief heeft genomen tot - het verhelpen  van de situatie die hij heeft doen ontstaan. Daarnaast kan hij nog steeds een rekening openen bij een bank die niet bij de NVB is aangesloten. De rechtbank volgt ING in de stelling dat de kans om te ondernemen, of op enige andere manier een carrière op te bouwen, niet weg is. ING heeft rechtmatig gehandeld in de registratie en de criteria waaraan moet worden voldaan vormen een correcte uitwerking van het toetsingskader in de AVG. Het verzoek wordt afgewezen.

4.8 De rechtbank acht het van belang dat [verzoeker] geen plausibele verklaring voor dit alles heeft afgegeven. [verzoeker] is desgevraagd op de mondelinge behandeling teruggekomen op zijn eerdere verklaring. Anders dan [verzoeker] in eerste instantie aan ING heeft verklaard en wat hij in zijn verzoekschrift heeft aangevoerd heeft [verzoeker] voor het eerst op de mondelinge behandeling verklaard, dat hij destijds 19 jaar oud was en zijn bankpas aan een familielid heeft gegeven. Dat familielid had op dat moment niet de beschikking over een bankpas en hij vertrouwde deze persoon met zijn pinpas. Hij had naar eigen zeggen dan ook geen weet van de transacties en opnames en is hier pas later achter gekomen. [verzoeker] stelt dat hij hierover eerder niet eerlijk is geweest, omdat de registratie toen toch al een feit was. Desgevraagd kon [verzoeker] echter niet toelichten wanneer en aan wie hij de bankpas heeft gegeven, of hij daarbij ook de inlogcodes voor Mijn ING heeft verstrekt en waarom voorafgaand aan de opnames het opnamelimiet van zijn betaalpas is verhoogd. Ook kon [verzoeker] geen verklaring geven waarom zou zijn ingelogd op zijn mobiele apparaat.

4.9 Voornoemde vraagtekens zien, zoals ING terecht heeft aangevoerd, op evidente merkwaardigheden en onwaarschijnlijkheden in de door [verzoeker] geschetste gang van zaken. Dit doet, temeer zonder nadere toelichting daarop, fors afbreuk aan de overtuigingskracht van zijn verklaring. Daar komt bij dat [verzoeker] zijn stellingen totaal niet heeft onderbouwd met stukken, terwijl hier gelet op de onderbouwing door ING wel reden toe was. De rechtbank passeert dan ook het standpunt van [verzoeker] dat hij geen weet had van de transacties op zijn bankrekening en hij in zijn geheel hierbij niet betrokken was.

4.17 Met ING is de rechtbank van oordeel dat de registraties voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, waarbij zij ook de door ING gestelde omvang van de omvangrijke fraude en houding (het niet vrijwillig terugbetalen van de gestorte gelden en geen verklaring willen afleggen) van [verzoeker] betrokken heeft. De door [verzoeker] afzonderlijk genoemde omstandigheden maken dit niet anders. Dat hiermee [verzoeker] ’s kansen op een carrière zijn ontnomen is gemotiveerd betwist en is daarbij in zijn geheel niet onderbouwd. Hierbij weegt de rechtbank mee dat voor ondernemen niet is vereist dat [verzoeker] , zoals hij heeft betoogd, als bestuurder van een vennootschap een rekening opent en dat er andere manieren zijn om te kunnen ondernemen of om carrière te maken. Dat de registraties ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar zijn, zoals [verzoeker] stelt en ING gemotiveerd heeft betwist, volgt mede uit het hiervoor gegeven oordeel.