21 mrt 2024
HvJ EU: Verplicht vingerafdrukken op ID-kaarten opnemen toegestaan
HvJ EU 21 maart 2024, IT 4511; ECLI:EU:C:2024:251 (RL tegen Landeshauptstadt Wiesbaden). Een Duitse staatsburger uit de stad Wiesbaden komt op tegen de weigering van de stad hem een nieuwe identiteitskaart te geven waarin zijn vingerafdrukken niet zijn opgenomen. De stad weigerde dit wegens de Europese verordening waarin vastgelegd staat dat iedereen die een identiteitskaart aanvraagt, verplicht is zijn vingerafdrukken af te leggen. De Duitse rechter vraagt aan het Hof of de verordening van de Unie die voorziet in de verplichting om in het opslagmedium van identiteitskaarten twee vingerafdrukken op te nemen, geldig is met inachtneming van privacybelangen.
Het Hof oordeelt dat de verplichting om in identiteitskaarten twee vingerafdrukken op te nemen een beperking vormt, maar wel verenigbaar is met de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens. De maatregel wordt immers gerechtvaardigd door de doelstellingen die erin bestaan de vervaardiging van valse identiteitskaarten en identiteitsfraude tegen te gaan en de interoperabiliteit van de verificatiesystemen te waarborgen. De beperking kan in het bijzonder bijdragen aan zowel de bescherming van het privéleven van de betrokkenen als, meer algemeen, de bestrijding van criminaliteit en terrorisme. Deze opneming is namelijk geschikt en noodzakelijk om deze doelstellingen te verwezenlijken en is daar niet onevenredig aan.
Het Hof verklaart de verordening die in deze maatregel voorziet echter wel ongeldig, omdat zij op basis van een onjuiste rechtsgrondslag en ook volgens een verkeerde wetgevingsprocedure is vastgesteld. Omdat een ongeldigverklaring met onmiddellijke ingang ernstige negatieve gevolgen zou hebben, handhaaft het Hof de gevolgen van de verordening totdat er, uiterlijk op 31 december 2026, een nieuwe verordening in werking treedt.
89. In casu is de opneming van twee volledige vingerafdrukken in het opslagmedium van identiteitskaarten geschikt om de doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken die de Uniewetgever ter rechtvaardiging van deze maatregel heeft aangevoerd, namelijk het tegengaan van de vervaardiging van valse identiteitskaarten en identiteitsfraude alsmede het waarborgen van de interoperabiliteit van de verificatiesystemen.
92. Ten slotte lijkt de keuze van de Uniewetgever om te voorzien in de opneming van volledige vingerafdrukken ook geschikt om de doelstelling van interoperabiliteit van de systemen voor de verificatie van identiteitskaarten te verwezenlijken, aangezien het gebruik van volledige vingerafdrukken het mogelijk maakt de compatibiliteit met alle door de lidstaten gebruikte geautomatiseerde systemen voor de identificatie van vingerafdrukken te verzekeren, ook al maken dergelijke systemen niet noodzakelijkerwijs gebruik van hetzelfde identificatiemechanisme.
123. Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat de beperking van de uitoefening van de door de artikelen 7 en 8 van het Handvest gewaarborgde rechten als gevolg van de opneming van twee vingerafdrukken in het opslagmedium voor identiteitskaarten, in het licht van de aard van de betrokken gegevens, de aard van de verwerkingen en de wijze waarop deze worden uitgevoerd, alsook de ingestelde vrijwaringsmechanismen, niet dermate ernstig lijkt te zijn dat zij onevenredig is aan het belang van de verschillende doelstellingen die met deze maatregel worden nagestreefd. Een dergelijke maatregel moet dus worden geacht te zijn gebaseerd op een evenwichtige afweging tussen enerzijds deze doelstellingen en anderzijds de betrokken grondrechten.
127. In casu zou de ongeldigverklaring van verordening 2019/1157 met onmiddellijke ingang ernstige negatieve gevolgen kunnen hebben voor een groot aantal burgers van de Unie, in het bijzonder voor hun veiligheid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
128. In die omstandigheden beslist het Hof dat de gevolgen van deze verordening moeten worden gehandhaafd totdat binnen een redelijke termijn van ten hoogste twee jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op de datum van uitspraak van het onderhavige arrest een nieuwe verordening in werking treedt die op artikel 77, lid 3, VWEU is gebaseerd en verordening 2019/1157 vervangt.