Gepubliceerd op dinsdag 4 april 2023
IT 4246
HvJ EU ||
30 mrt 2023
HvJ EU 30 mrt 2023, IT 4246; ECLI:EU:C:2023:270 (Hauptpersonalrat tegen Minister des Hessischen Kultusministeriums), https://itenrecht.nl/artikelen/hvj-eu-nationale-regelingen-ter-bescherming-van-werknemers-moeten-voldoen-aan-artikel-88-avg

HvJ EU: Nationale regelingen ter bescherming van werknemers moeten voldoen aan artikel 88 AVG

HvJ EU 30 maart 2023, IT 4246; ECLI:EU:C:2023:270 (Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium tegen Minister des Hessischen Kultusministeriums) De zaak gaat over het gebruik van videoconferenties voor onderwijs tijdens de COVID-19-pandemie in de deelstaat Hessen, Duitsland. Er was geen toestemming van leraren nodig voor het livestreamonderwijs via videoconferenties, wat een vakbond van leraren onterecht vond. De vraag was of de regels die dit mogelijk maakten (hierna: de nadere regels) voldeden aan de voorwaarden van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Artikel 88 van de AVG bepaalt dat lidstaten bevoegd zijn, maar niet verplicht, om dergelijke regels vast te stellen, maar deze moeten wel passende en specifieke maatregelen bevatten ter waarborging van de rechten van werknemers met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens. Als nationale regels in strijd zijn met de AVG, moeten ze buiten toepassing worden gelaten, omdat het beginsel van de voorrang van het Unierecht betekent dat EU-regelgeving voorrang heeft boven nationaal recht.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

1) Artikel 88 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling geen „nadere regel” in de zin van lid 1 van dat artikel kan vormen ingeval zij niet voldoet aan de voorwaarden van lid 2 van dat artikel. 

2) Artikel 88, leden 1 en 2, van verordening 2016/679 moet aldus worden uitgelegd dat de toepassing van nationale bepalingen die zijn vastgesteld ter bescherming van de rechten en vrijheden van werknemers met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens in het kader van de arbeidsverhouding, achterwege moet blijven wanneer die bepalingen niet voldoen aan de voorwaarden en beperkingen van genoemd artikel 88, leden 1 en 2, tenzij die bepalingen een rechtsgrond vormen als bedoeld in artikel 6, lid 3, van deze verordening die aan de daarin vastgelegde vereisten voldoet.