Gepubliceerd op woensdag 21 april 2021
IT 3486
HvJ EU ||
15 apr 2021
HvJ EU 15 apr 2021, IT 3486; ECLI:EU:C:2021:273 (Eutelsat tegen ARCEP), https://itenrecht.nl/artikelen/hvj-eu-mobiel-satellietsysteem-niet-onverenigbaar-met-unierecht

HvJ EU: mobiel satellietsysteem niet onverenigbaar met Unierecht

HvJ EU 15 april 2021, IT 3486, ECLI:EU:C:2021:273 (Eutelsat tegen ARCEP) Antwoord op verzoek om prejudiciële beslissing. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Eutelsat en ARCEP, de Franse regelgevende instantie voor elektronische communicatie en posterijen, inzake het besluit van laatstgenoemde om aan Inmarsat gebruiksrechten voor complementaire grondcomponenten van mobiele satellietsystemen te verlenen. Inmarsat wilde deze gaan inzetten voor hun systeem dat connectiviteitsdiensten aan de luchtvaart verleend. Eutelsat heeft hierop een beroep tot nietigverklaring ingesteld bij de hoogste Franse bestuursrechter op grond van met name schending van het Unierecht. Het Hof verklaart o.a. dat de datatransmissiecapaciteit van een „mobiel satellietsysteem” niet noodzakelijkerwijs hoofdzakelijk op de satellietcomponent van een dergelijk systeem als degene in kwestie hoeft te berusten.

Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 2, lid 2, onder a) en b), van beschikking nr. 626/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2008 inzake de selectie en machtiging van systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) leveren juncto artikel 8, leden 1 en 3, van die beschikking moet aldus worden uitgelegd dat de datatransmissiecapaciteit van een mobiel satellietsysteem niet hoofdzakelijk op de satellietcomponent van dat systeem hoeft te berusten en dat complementaire grondcomponenten van mobiele satellietsystemen zodanig mogen worden geïnstalleerd dat zij het hele grondgebied van de Europese Unie bestrijken, omdat die satellietcomponent de communicatie op geen enkele plaats in dat grondgebied met de „vereiste kwaliteit” kan waarborgen in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), van die beschikking, opgevat als het kwaliteitsniveau dat nodig is om de door de exploitant van dat systeem aangeboden dienst te leveren, mits de mededinging niet wordt verstoord en die satellietcomponent van reëel en concreet nut is, in de zin dat die component noodzakelijk moet zijn voor de exploitatie van het mobiele satellietsysteem, behoudens een onafhankelijke exploitatie van complementaire grondcomponenten wanneer de satellietcomponent defect is, die niet langer dan 18 maanden mag duren.

2)      Het begrip „mobiel grondstation” in de zin van artikel 2, lid 2, onder a), van beschikking nr. 626/2008 moet aldus worden uitgelegd dat een dergelijk station, om onder dat begrip te vallen, niet in staat hoeft te zijn om – zonder afzonderlijke apparatuur – zowel met een complementaire grondcomponent als met een satelliet te communiceren.

3)      Artikel 8, lid 1, juncto artikel 7, lid 1, van beschikking nr. 626/2008 moet aldus worden uitgelegd dat wanneer is komen vast te staan dat een overeenkomstig titel II van deze beschikking geselecteerde exploitant die op grond van artikel 7 van die beschikking gemachtigd is om het radiospectrum te gebruiken, geen mobiele satellietdiensten door middel van een mobiel satellietsysteem heeft geleverd tegen de in artikel 4, lid 1, onder c), ii), van beschikking nr. 626/2008 bedoelde uiterste datum, de bevoegde instanties van de lidstaten niet mogen weigeren om aan die exploitant machtigingen te verlenen die nodig zijn voor de levering van complementaire grondcomponenten van mobiele satellietsystemen, op grond dat hij de bij zijn aanvraag gedane toezegging niet is nagekomen.

Prejudiciële vragen:

26. In deze omstandigheden heeft de Conseil d’État de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd:

„1)      Aan de hand van welke juridische criteria kan worden bepaald of er sprake is van een mobiel grondstation in de zin van de [MSS-beschikking]? Vereist deze beschikking dat een mobiel grondstation dat met een [CGC] communiceert ook – zonder afzonderlijke apparatuur – met een satelliet kan communiceren? Zo ja, hoe moet dan worden beoordeeld of de apparatuur een eenheid vormt?

2)      Moet artikel 2, lid 2, van [de MSS-beschikking] aldus worden uitgelegd dat een mobiel satellietsysteem hoofdzakelijk op satellietcomponenten moet berusten, of kan op basis van dit artikel worden geoordeeld dat de respectieve functies van de satelliet- en de grondcomponenten irrelevant zijn, ook in een configuratie waarin de satellietcomponent slechts nuttig is indien de communicatie met de grondcomponenten niet kan worden gewaarborgd? Kunnen [CGC’s] worden geïnstalleerd om het gehele grondgebied van de Europese Unie te bestrijken, op grond dat de ruimtestations op geen enkele plaats de vereiste kwaliteit van de communicatie kunnen waarborgen, in de zin van [artikel 2], lid 2, onder b), van [die beschikking]?

3)      Wanneer is gebleken dat de overeenkomstig titel II van [de MSS-beschikking] geselecteerde exploitant op de in artikel 4, lid 1, onder c), ii), bedoelde uiterste datum niet heeft voldaan aan zijn toezeggingen betreffende de dekking van het grondgebied, zoals gedefinieerd in artikel 7, lid 2, [van die beschikking,] moeten de bevoegde instanties van de lidstaten dan weigeren om machtigingen voor de exploitatie van de [CGC’s] te verlenen? Zo nee, kunnen zij weigeren om deze machtigingen te verlenen?”