Gepubliceerd op woensdag 11 april 2018
IT 2532
Hoge Raad ||
16 mrt 2018
Hoge Raad 16 mrt 2018, IT 2532; ECLI:NL:HR:2018:365 (Eiseres tegen Waterlandziekenhuis), https://itenrecht.nl/artikelen/hof-heeft-terecht-toetsingskader-van-843a-rv-en-niet-35-wbp-gehanteerd-bij-opvraging-gynaecoloograpp

Hof heeft terecht toetsingskader van 843a Rv en niet 35 Wbp gehanteerd bij opvraging gynaecoloograpport

HR 16 maart 2018, IT 2532; ECLI:NL:HR:2018:365 (Eiseres tegen Waterlandziekenhuis) Beroepsaansprakelijkheid arts. Na bevalling d.m.v. keizersnede waarbij verlostang is gebruikt, blijkt kind hoge dwarslaesie te hebben. Is sprake van beroepsfout? Exhibitievordering (art. 843a Rv) tot overlegging rapport met bevindingen van door gynaecoloog en ziekenhuis geraadpleegde radioloog; betekenis Wbp in dat verband. Aan informatievoorziening door gynaecoloog en ziekenhuis te stellen eisen. Weging deskundigenrapporten.

3.3.1. Onderdeel 3 van het middel is gericht tegen de afwijzing van de vordering van [eiseres] in het incident (zie hiervoor in 3.2.2). Samengevat weergegeven heeft het hof die afwijzing als volgt gemotiveerd. Art. 843a Rv voorziet niet in een onbeperkt recht op inzage in bescheiden; de rechter kan de belangen van partijen afwegen (rov. 3.5). Een aanspraak op inzage in correspondentie die is gewisseld tussen de advocaat van een procespartij en de door die advocaat geraadpleegde deskundige(n), maakt inbreuk op het recht van die partij om haar eigen procespositie te kunnen bepalen (rov. 3.6). Het gaat hier alleen om een medische analyse van bestaande gegevens, welke analyse niet door de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) wordt beschermd (rov. 3.7). [eiseres] staan voldoende andere mogelijkheden ten dienste om zelf een deskundige duiding van die gegevens te verkrijgen (rov. 3.8).

3.3.2. Het onderdeel klaagt onder meer dat het hof heeft miskend dat het enkele beroep op de Wbp volstaat om de vordering toe te wijzen, nu hier sprake is van verwerking van medische gegevens van [de zoon] zonder toestemming van [eiseres] .

Voor zover deze klacht ertoe strekt te betogen dat het hof het toetsingskader van art. 35 Wbp had moeten hanteren, faalt zij. De vordering van [eiseres] is gebaseerd op art. 843a Rv en niet op art. 35 Wbp. Elk vandeze bepalingen heeft een eigen toepassingsgebied (vgl. HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, NJ 2007/638, rov. 3.6.2). Het hof heeft terecht het toetsingskader van art. 843a Rv gehanteerd.

3.3.3. Voor zover het onderdeel betoogt dat het hof bij de afweging van belangen op de voet van art. 843a lid 4 Rv doorslaggevende betekenis had moeten hechten aan de omstandigheid dat de stukken waarvan inzage wordt gevorderd, betrekking hebben op persoonsgegevens van [de zoon] in de zin van de Wbp, geldt het volgende.

[eiseres] vordert geen inzage in medische gegevens van [de zoon] , maar inzage in een medische analyse die de deskundige Lequin aan de hand van zodanige gegevens heeft gemaakt op verzoek van [verweerders] , derhalve de partijen die door [eiseres] wegens een (beweerde) beroepsfout aansprakelijk zijn gesteld. Het hof heeft dit geval terecht gelijkgesteld met het geval waarop het arrest van het HvJEU van 17 juli 2014, gevoegde zaken C-141/12 en C-372/12, ECLI:EU:C:2014:2081, betrekking heeft. Voor zover hier van belang stelt Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEU 1995, L 281/31), die door de Wbp is geïmplementeerd, de betrokkene in staat te controleren of zijn persoonsgegevens juist zijn en rechtmatig zijn verwerkt, ter bescherming van het recht van betrokkene op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
Die controle kan dan leiden tot rectificatie, uitwissing of afscherming van de gegevens. De onderhavige vordering van [eiseres] is gericht op verkrijging van informatie ten behoeve van de onderhavige procedure en niet op het doel waartoe Richtlijn 95/46/EG strekt (anders dan bijvoorbeeld het geval was in het hiervoor in 2 vermelde arrest van het HvJEU van 20 december 2017). Het gaat hier dus niet om persoonsgegevens in de zin van die richtlijn. Vgl. het hiervoor vermelde arrest van het HvJEU van 17 juli 2014, punten 44-46. Het hof heeft daarom terecht geoordeeld dat [eiseres] aan de Wbp niet een recht op verstrekking van de medische analyse van Lequin kan ontlenen.

Ook in zoverre faalt het onderdeel derhalve.