11 mrt 2025
Hof bevestigt afwijzing auteurs- en databankenrechtclaims door opdrachtnemer op resultaten onderzoek
Hof Arnhem-Leeuwarden 11 maart 2025, IEF 22605, IT 4814; ECLI:NL:GHARL:2025:1410 (Appellante tegen Universiteit Utrecht). De appellant (hierna: opdrachtnemer) heeft met de Universiteit Utrecht (hierna: de Universiteit) een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor twee onderzoeksprojecten: "Ontwikkeling Voorop!" (OV) en "Samen Laten Opgroeien" (SLO). Deze projecten richten zich op het volgen van de ontwikkeling van kinderen in kwetsbare gezinnen met behulp van de ASQ4-vragenlijst. In een juridisch geschil vordert de opdrachtnemer dat de Universiteit de afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst naleeft en stelt zij dat zij mede-auteursrechthebbende is op de door de projecten gecreëerde werken. In hoger beroep, specifiek in grief 3, voert de opdrachtnemer aan dat zij als samenwerkingspartner van de Universiteit mede-auteursrechthebbende is op alle auteursrechtelijk beschermde werken die binnen de projecten zijn ontwikkeld. Dit zou onder meer volgen uit haar bijdrage aan het project, zoals het meedenken en meeschrijven aan de projectvoorstellen. De Universiteit betwist dit en stelt dat de auteursrechten op grond van artikel 7 Auteurswet aan haar toekomen. De opdrachtnemer betwist dit en stelt dat het auteursrecht op alles wat haar directrice als bestuurder van de opdrachtnemer heeft (mede)gecreëerd – naast haar parttime-aanstelling bij de Universiteit – en op wat zij vóór die periode heeft (mee)ontwikkeld, aan de opdrachtnemer toekomt.
Het hof oordeelt, in lijn met de voorzieningenrechter, dat de opdrachtnemer onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij aanspraak zou maken op een gedeeld auteursrecht op de ASQ4-vragenlijst. De vragenlijst bestond reeds en enkel de vertaling en bewerking zouden als auteursrechtelijk werk kunnen worden beschermd. Deze aanpassingen zijn echter door medewerkers van de Universiteit verricht. Daarnaast maakt de opdrachtnemer onvoldoende onderscheid tussen de werkzaamheden binnen het OV- en SLO-project. Hierdoor is niet voldaan aan de vereisten voor een gemeenschappelijk auteursrecht zoals bedoeld in artikel 26 Auteurswet. Ook de vorderingen met betrekking tot auteursrechten op andere werken, zoals de gebruikte software, zijn onvoldoende onderbouwd.
Daarnaast stelt de opdrachtnemer dat zij samen met de Universiteit databankenrecht heeft op de databank waarin de onderzoeksgegevens van de OV- en SLO-projecten zijn verzameld. Volgens de opdrachtnemer zijn zowel zij als de Universiteit initiatiefnemer en producent, omdat zij substantieel hebben geïnvesteerd in het verkrijgen, controleren en presenteren van de gegevens. Het hof wijst deze claim af, omdat de opdrachtnemer niet als producent van de databank kan worden beschouwd. De Universiteit heeft het financiële risico gedragen en heeft de databank ontwikkeld, ingericht en onderhouden, mede met subsidie van ZonMw. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de opdrachtnemer af.
3.25. [de opdrachtnemer] heeft onvoldoende toegelicht, waarom aan haar een met de Universiteit gedeeld auteursrecht toekomt op de ASQ4-vragenlijst. Naar deze door wetenschappers uit de Verenigde Staten opgestelde vragenlijst, die regelmatig is geactualiseerd, doen [de hoogleraar] en haar vakgroep al sinds 2005 wetenschappelijk onderzoek. Dit onderzoek mondt uit in verschillende publicaties door [de hoogleraar] en de leden van haar vakgroep. [de hoogleraar] heeft toestemming van de Amerikaanse uitgever gekregen om de vragenlijst naar het Nederlands te vertalen. De ASQ4-vragenlijst is de nieuwste editie van de vragenlijst. Zij is door medewerkers van de Universiteit naar het Nederlands vertaald, aangepast aan de Nederlandse situatie, en onderwerp geweest van een ook door de Universiteit uitgevoerd normerings- en valideringsonderzoek en in opdracht van de Universiteit ten behoeve van de Amerikaanse uitgever terugvertaald naar het Engels. Partijen verschillen er niet van mening over dat werkzaamheden van [de directrice] als werknemer van de Universiteit op grond van artikel 7 Auteurswet niet kunnen leiden tot een auteursrecht bij [de directrice] , zodat een dergelijk auteursrecht ook niet kan zijn overgedragen aan [de opdrachtnemer] . Wel brengt [de opdrachtnemer] naar voren dat het dienstverband was beperkt tot het SLO-project en dat alle gecreëerde rechten op werken voor het OV-project die [de directrice] uit hoofde van het OV-project heeft verricht niet onder het werkgeversauteursrecht vallen. De Universiteit heeft hiertegen terecht aangevoerd dat [de opdrachtnemer] in dit verband een onvoldoende duidelijk onderscheid heeft gemaakt tussen de werken die volgens haar onder het OV-project vallen en de werken die volgens haar onder het SLO-project vallen. Voor zover [de directrice] bij deze werkzaamheden betrokken is geweest, voordat zij in dienst trad van de Universiteit op 1 november 2021 of voor zover deze werkzaamheden (voor het OV-project) niet onder het werkgeversauteursrecht zouden vallen, zijn deze werkzaamheden verricht onder leiding en toezicht van [de hoogleraar] als hoogleraar aan de Universiteit, zodat op grond van artikel 6 Auteurswet het auteursrecht toekomt aan de Universiteit. De feiten, zoals die hierboven zijn weergegeven, laten de conclusie niet toe dat de Universiteit en [de opdrachtnemer] (of [de directrice] ) gemeenschappelijk en op voet van gelijkwaardigheid de inzet van de ASQ4-vragenlijst hebben aangepast voor gebruik voor Nederlandse kinderen. Aan de voorwaarden voor een gemeenschappelijk auteursrecht in de zin van artikel 26 Auteurswet is daarom niet voldaan.