14 nov 2017
HDV moet bijzonderheidscodes uit het CKI verwijderen door nagelaten waarschuwing
Rechtbank Oost-Brabant 14 november 2017, IT 2499; ECLI:NL:RBOBR:2017:6930 (Verzoekster tegen HDV) Privacy. Persoonsgegevens. Verzoekster staat negatief geregistreerd in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de BKR. Zij verzoekt de rechtbank HDV te bevelen primair de registratie en secundair de bijzonderheidscodes uit het CKI te verwijderen, omdat zij niet tijdig en schriftelijk gewaarschuwd is dat verder uitstel van betaling zou leiden tot een achterstandsvermelding bij de BKR. Zij stelt dat de registratie niet met inachtneming van het Wbp op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, waardoor ze in haar belangen is geschaad. Voor het primaire verzoek bestaat geen (wettelijke grondslag) en wordt afgewezen. Nu HDV geen blijk heeft gegeven van het adequaat versturen van de achterstandsbrieven en evenmin door HDV is aangetoond dat verzoekster de achterstandsbrieven heeft ontvangen, kan niet worden vastgesteld dat HDV heeft voldaan aan het vereiste van de waarschuwing. Het secundaire verzoek wordt toegewezen.
4.2 Voor het toewijzen van het primaire verzoek tot verwijdering van het contract uit de BKR bestaat geen (wettelijke) grondslag. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de (positieve) registratie van een doorlopende krediet als zodanig in de regel niet tot negatieve gevolgen leidt. In het geval van een negatieve registratie ligt dat wel in de rede.
4.3 Met betrekking tot het subsidiaire verzoek wordt het volgende overwogen.
De brieven van HDV aan [verzoekster] van 5 oktober 2009 en 19 november 2009 dienen te worden beschouwd als waarschuwingen via achterstandsbrieven. De brief van 16 maart 2010 aan [verzoekster] betreft een ingebrekestelling, waarin is aangegeven dat de achterstandsmelding (bijzonderheidscode A) reeds heeft plaatsgevonden. [verzoekster] betwist dat zij deze brieven heeft ontvangen. Niet is gebleken dat deze brieven aangetekend zijn verzonden. Onweersproken is gebleven dat de brief van 5 oktober 2009 naar een niet bestaand adres is gestuurd aangezien [adres] niet gelegen is in [woonplaats] , maar in [woonplaats] . De constatering aan de zijde HDV dat in de brief wel de juiste postcode staat vermeld, doet daaraan niet af. Tevens is het standpunt van [verzoekster] dat zij na de beëindiging van haar relatie met [naam] aan het adres [adres] te [woonplaats] is blijven wonen en alleen [naam] is verhuisd naar [adres] te [woonplaats] onvoldoende onderbouwd weersproken door HDV. Dit heeft tot gevolg gehad dat de brieven van 19 november 2009 en 16 maart 2010, die zijn gestuurd naar [adres] , niet zijn gezonden naar het woonadres van [verzoekster] . Nu HDV geen blijk heeft gegeven van het adequaat versturen van de achterstandsbrieven en evenmin door HDV is aangetoond dat [verzoekster] de achterstandsbrieven heeft ontvangen, kan niet worden vastgesteld dat HDV heeft voldaan aan het hiervoor vermelde vereiste van de waarschuwing. Dit heeft tot gevolg dat HDV de bijzonderheidscode A uit het CKI zal moeten verwijderen.
4.4 Ten aanzien van bijzonderheidscode 2 oordeelt de rechtbank als volgt.
Het aanmelden van bijzonderheidscode 2, gebaseerd op een betalingsachterstand, zoals in het onderhavige geval aan de orde, kan, gezien artikel 30, derde lid AR, uitsluitend na het versturen van een waarschuwing via een achterstandsbrief. In rechtsoverweging 4.3 is reeds geoordeeld dat HDV niet heeft voldaan aan het vereiste van de waarschuwing. Dientengevolge zal HDV ook de bijzonderheidscode 2 en daarmee dus de gehele negatieve BKR registratie uit het CKI moeten verwijderen.