30 jun 2022
Gestelde tekortkoming is onvoldoende onderbouwd
Vzr. Rb. Overijssel 30 juni 2022, IT 4012; ECLI:NL:RBOVE:2022:1949 (Phone House tegen BrixCRM) BrixCRM zou in opdracht van Phone House een nieuw Commerce Platform gaan ontwikkelen en opleveren. BrixCRM laat vervolgens weten dat zij de afgesproken opleveringsdatum niet gaat halen. Phone House vordert onder meer nakoming van de gemaakte afspraken. In reconventie vordert BrixCRM betaling van twee facturen. De voorzieningenrechter oordeelt dat BrixCRM op basis van de opdrachtbevestiging redelijkerwijs mocht verwachten dat haar een opdracht was gegeven om een webshop op te richten die uniform werkte voor zowel de winkeliers als consument. Dat Phone House andere verwachtingen had, kan niet worden tegengeworpen aan BrixCRM.
Verder is tijdens de mondelinge behandeling door beide partijen bevestigd dat BrixCRM afhankelijk is van telecommunicatie-aanbieders voor de afronding van het systeem. De vertraging die wordt veroorzaakt door het niet aanleveren van gegevens van telecommunicatie-aanbieders kan niet worden tegengeworpen aan BrixCRM. Er kan dan ook niet worden gesteld dat BrixCRM tekort is geschoten in het halen van de afgesproken opleveringsdatum. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de gestelde tekortkoming onvoldoende onderbouwd is. Wat betreft de vordering van BrixCRM oordeelt de voorzieningenrechter dat BrixCRM niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de betaling van de twee facturen. BrixCRM wordt daarom in haar vorderingen in reconventie niet-ontvankelijk verklaard.
5.4. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen en wanneer van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter komt voorshands tot oordeel dat BrixCRM op basis van de tekst van de opdrachtbevestiging, waarvan de relevante onderdelen hierboven onder 3.9 en 3.10 zijn geciteerd, redelijkerwijs mocht verwachten dat aan haar een opdracht was gegeven om een webshop op te richten die uniform werkte voor zowel de winkeliers als consument. Uit die opdrachtbevestiging blijkt niet dat partijen hadden afgesproken dat het ook mogelijk moest zijn om voor iedere winkelier aparte overeenkomsten met hun klanten te sluiten. Dat vervolgens in het traject blijkt dat de verwachting bij Phone House anders was, in die zin dat er aparte overeenkomsten voor winkeliers moesten worden opgesteld en dat andere wensen werden opgeworpen zoals het systeem van commissiebetalingen, kan, voor zover dat tot vertraging heeft geleid, daarom ook niet worden tegengeworpen aan BrixCRM.
5.5. Evenmin kan aan BrixCRM worden tegengeworpen het feit dat, zoals tijdens de mondelinge behandeling door beide partijen is bevestigd, BrixCRM afhankelijk is van telecommunicatie-aanbieders voor de afronding van het systeem. Waarbij door BrixCRM onbetwist is gesteld dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van die gegevens bij Phone House ligt. Dit betekent dat een vertraging die wordt veroorzaakt door het niet aanleveren van gegevens van telecommunicatie-aanbieders, hetgeen zich ook voordoet, niet aan BrixCRM kan worden tegengeworpen. Tegen de achtergrond van die verweren van BrixCRM kan dan ook niet worden gesteld dat BrixCRM tekort is geschoten in het halen van de geplande opleverdatum van 18 maart 2022. De voorzieningenrechter oordeelt in dat verband dat weliswaar uit de opdrachtbevestiging volgt dat partijen onder de op dat moment bestaande verwachtingen ervan uitgingen dat 18 maart 2022 als datum gehaald zou worden, maar dat neemt niet weg dat in de opdrachtbevestiging 18 maart 2022 enkel als planningsdatum is weergegeven. Het is daarom redelijk te veronderstellen dat als er gaandeweg het traject problemen ontstaan die niet aan BrixCRM zijn toe te rekenen, het aan BrixCRM niet verweten kan worden dat zij een bepaalde streefdatum niet haalt. Ook is niet onderbouwd wat dan wel een redelijke termijn is voor het afronden van het project. Dit geldt te meer nu tussen partijen vaststaat dat nadien gewijzigde wensen zijn opgekomen zoals het op individueel niveau, op winkelniveau, op maat kunnen aanbieden van telefoonaanbiedingen. Gelet daarop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gestelde tekortkoming onvoldoende is onderbouwd en de gevorderde nakoming daarom moet worden afgewezen.