26 jul 2024
Geslaagd beroep op dwaling door verborgen kosten koppeling software
Rb. Amsterdam 26 juli 2024, IT 4605; ECLI:NL:RBAMS:2024:4655 (RentVisie tegen gedaagde). Gedaagde is verhuurder van auto’s. RentVisie levert verhuursoftware. Tijdens een avond waar RentVisie deze software presenteerde, hebben gedaagde en RentVisie elkaar gesproken. Dit gesprek ging onder andere over SnelStart, een factuur- en boekhoudprogramma dat gedaagde gebruikt voor zijn administratie. Na verdere besprekingen en onderhandelingen zijn de partijen tot een overeenkomst gekomen voor de levering van verhuursoftware. Gedaagde was hierbij in de veronderstelling dat er een koppeling gemaakt zou kunnen worden tussen SnelStart en de verhuursoftware. Nagenoeg een jaar na het sluiten van de overeenkomst heeft RentVisie medegedeeld dat voor deze koppeling een importtool nodig is en dat de prijs hiervoor minimaal 25 euro per maand is. Gedaagde heeft naar aanleiding hiervan per mail medegedeeld dat hij de overeenkomst wil opzeggen.
RentVisie vordert de betaling van een bedrag dat overeenkomt met de nakoming van de overeenkomst. Gedaagde voert als verweer dat er sprake is van dwaling, waardoor de overeenkomst vernietigd kan worden. In voorwaardelijke reconventie vordert gedaagde dat, wanneer het beroep op dwaling wordt aanvaard, betaling van de implementatiekosten. Die zouden dan immers onverschuldigd betaald zijn. De rechter komt inderdaad tot de conclusie dat er sprake is van dwaling. Als gedaagde had geweten dat de koppeling van de software zou resulteren in minder functionaliteiten, en dat hiervoor een meerprijs gerekend zou worden, zou hij de overeenkomst niet zijn aangegaan. Uit de onderhandelingen blijkt dat gedaagde niet meer dan het afgesproken bedrag wilde gaan betalen. De verzwegen informatie is naar oordeel van de rechter van doorslaggevend belang. Nu er sprake is van dwaling heeft gedaagde de overeenkomst terecht vernietigd en moet RentVisie de implementatiekosten terugbetalen.
4.6. Uit het dossier blijkt dat [gedaagde] voorafgaand aan de onderhandelingen stevig heeft onderhandeld over het maandelijkse tarief. Het oorspronkelijke tarief was
€ 399,- per maand, [gedaagde] wilde € 300,- per maand betalen. [gedaagde] is uiteindelijk akkoord gegaan met € 325,- per maand. [gedaagde] heeft dan ook voldoende onderbouwd dat zij de overeenkomst niet zou hebben gesloten als het maandbedrag hoger zou worden. De kantonrechter is van oordeel dat RentVisie in het licht daarvan ook had moeten begrijpen dat de prijs voor [gedaagde] van essentiële betekenis was om de overeenkomst te sluiten. Daarbij gaat de kantonrechter niet mee met het argument van RentVisie dat het maar om geringe kosten gaat. Een extra bedrag van minimaal € 24,95 per maand (een verhoging van de overeengekomen prijs met bijna 8%) is in omvang niet gering te noemen.