27 nov 2024
Geschil over verlenging printer- en softwareovereenkomst
Rb. Midden-Nederland 27 november 2024, IT 4701; ECLI:NL:RBMNE:2024:6386 (eiseres tegen gedaagde sub 1 c.s.) Eiseres heeft en met onderneming 1 een huurovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst voorziet in de verhuur een multifunctionele printer van het merk Sharp. Onderdeel van de overeenkomst is dat eiseres gedurende de looptijd daarvan de beschikking krijgt over een softwarelicentie voor het softwareprogramma van onderneming 2. Begin 2023 wenste eiseres een nieuwe koppeling met de software van onderneming 2. Partijen zijn het oneens over de vraag of zij een overeenkomst hebben verlengd, waarbij eiseres stelt dat zij alleen akkoord ging met een nieuwe softwarekoppeling binnen de bestaande overeenkomst. De leverancier van de printer heeft sinds april 2023 betalingen voor de softwarelicentie niet meer doorgestort aan de softwareleverancier, waardoor eiseres deze rechtstreeks moest betalen. Dit resulteerde in dubbele kosten voor eiseres, die de niet-betaalde bedragen van de leverancier terugvordert. De kantonrechter oordeelt dat partijen enkel gehouden zijn tot nakoming van de oorspronkelijke overeenkomst van 1 december 2019, die eindigt op 1 december 2025. De leverancier van de printer moet de licentievergoedingen aan onderneming 2 doorbetalen en de overeenkomst correct nakomen. Daarnaast is de leverancier van de printer veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.315,40 aan eiseres wegens ongerechtvaardigde verrijking.
4.5. De kantonrechter overweegt als volgt. [eiseres] is per e-mail niet uitdrukkelijk akkoord gegaan met een verlenging. Zij heeft slechts geschreven de installatiekosten zelf te willen bekostigen. Ook uit de ondertekening van de contractstukken volgt geen aanvaarding. [gedaagde sub 1] heeft deze stukken naar [eiseres] gestuurd met het verzoek om, als zij akkoord gaat met het aanbod, deze getekend retour te sturen. Het was daarmee de bedoeling van [gedaagde sub 1] om een eventuele aanvaarding door [eiseres] van het aanbod tot uitdrukking te laten komen in een ondertekening van de door [gedaagde sub 1] opgestelde contractstukken. [eiseres] heeft vervolgens de datum op het bij de contractstukken behorende acceptatiecertificaat met de pen aangepast van 1 maart 2023 naar 1 december 2019. Hieruit volgt dat [eiseres] in de veronderstelling verkeerde dat de bestaande overeenkomst (met ingangsdatum 1 december 2019) gehandhaafd bleef. Voor [gedaagde sub 1] was dit ook kenbaar. Zij heeft [eiseres] immers verzocht om de acceptatiedatum niet aan te passen, waarna [eiseres] vragen begon te stellen over de einddatum van de overeenkomst. Uit dit alles volgt dat [eiseres] het aanbod om de overeenkomst te verlengen niet heeft aanvaard. [gedaagde sub 1] mocht een aanvaarding – gelet op het voorgaande – redelijkerwijs ook niet uit het handelen van [eiseres] afleiden. Dit betekent dat er geen wilsovereenstemming bestond over een verlenging van de overeenkomst.
4.6. [gedaagde sub 1] heeft nog aangevoerd dat [eiseres] enkel een wijziging heeft aangebracht in het contract met [onderneming 1] (de documenten zoals hiervoor omschreven onder 2.11 sub b en c) en dat dit contract – zo begrijpt de kantonrechter – slechts een optionele financieringsconstructie behelst die losstaat van de (te verlengen) overeenkomst zoals vervat in het document onder 2.11 sub a. Zelfs als zou [gedaagde sub 1] in dit standpunt worden gevolgd, dan nog had zij naar het oordeel van de kantonrechter uit de hiervoor besproken omstandigheden, waaronder de handmatige aanpassing, kunnen en moeten afleiden dat [eiseres] niet akkoord ging met een verlenging. Dat de aanpassing niet in het volgens [gedaagde sub 1] juiste document is aangebracht, maakt dit niet anders. Dit verweer van [gedaagde sub 1] wordt daarom verworpen.