Gepubliceerd op dinsdag 1 augustus 2023
IT 4333
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ||
25 jul 2023
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 jul 2023, IT 4333; ECLI:NL:GHARL:2023:6341 (Appellant tegen Toomba B.V.), https://itenrecht.nl/artikelen/gerechtshof-oordeelt-over-de-ontbinding-overeenkomst-applicatie

Gerechtshof oordeelt over de ontbinding overeenkomst applicatie

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25-07-2023, IEF 21595, IT 4332, ECLI:NL:GHARL:2023:6341 (Appellant tegen Toomba) Appellant en Toomba hebben een overeenkomst van opdracht met elkaar gesloten betreffende het ontwikkelen van een applicatie. Hiervoor leverde appellant de blueprints aan, waarin de gewenste functionaliteiten omschreven staan. Er werd een opleverdatum van 1 september 2019 overeengekomen. Echter waren er in de overeenkomst bepalingen opgenomen die voorzagen in een situatie waarin er meer tijd nodig was om de sprint af te ronden. Op 28 februari 2020 stelde appellant Toomba ingebreke, nadat Toomba twee maal met een nieuwe opleverdatum was gekomen en na het opleveren geen reactie gaf op de verbeterpunten die voortvloeiden uit de test-app. Toomba reageerde hierop en gaf aan er mee bezig te zijn. Op 21 april 2020, gaf Toomba aan dat alle veranderingen waren gevoerden dat het project hiermee afgerond was. Appellant ging hier niet meer akkoord en heeft hierna de overeenkomst op 15 mei 2020 ontbonden. 

Appellant heeft bij de kantonrechter in conventie gevorderd voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden wegens een tekortkoming van Toomba in de nakoming van de overeenkomst. Toomba vordert in reconventie dat de ontbinding door appellant nietig verklaard wordt. De vraag die het hof in deze zaak beantwoordt is of Toomba tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen en of die tekortkoming de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. 

Appellant komt op tegen het oordeel van de kantonrechter dat 1 september 2019 niet als fatale opleveringstermijn gold. Het hof oordeelt dat dit onvoldoende blijkt uit de feiten en omstandigheden. Daarnaast is er, aldus het hof, niet deugdelijk een ingebrekestelling uitgebracht waardoor Toomba is verzuim is geraakt. In de ingebrekestelling wordt immers niet aangegeven van welke tekortkoming er sprake was en wat appellant op dat moment verwachte van Toomba. Ook heeft appellant onvoldoende onderbouwd dat de opgeleverde app niet voldoet aan hetgeen partijen zijn overeengekomen. Het hof baseert dit op de gemaakt afspraken en de verstrekte blueprint, waaruit duidelijk heeft moeten blijken dat het eindproduct slechts een 'minimum viable product' zou worden, met alleen de belangrijkste functionaliteiten. In de oplevering van dit product is Toomba niet tekortgeschoten.

Concluderend komt het hof komt dus, evenals de kantonrechter, tot het oordeel dat de overeenkomst door appellant niet gerechtvaardigd is ontbonden.  

5.22 Weliswaar heeft [appellant] zijn stellingen over gebreken in de app in hoger beroep nader onderbouwd met het rapport van New Nexus, maar Toomba heeft daar terecht tegen in gebracht dat New Nexus haar onderzoek heeft uitgevoerd in de veronderstelling dat partijen overeengekomen waren dat Toomba de app zou opleveren conform de door [appellant] verstrekte blueprint. Zoals hiervoor overwogen, moeten de afspraken van partijen echter anders worden uitgelegd, namelijk dat zij zijn overeengekomen dat Toomba slechts een ‘minimum viable product’ zou opleveren. Nog los van de stellingen van Toomba over de deskundigheid van New Nexus en de onafhankelijkheid van het uitgevoerde onderzoek, kan aan de bevindingen van New Nexus daarom slechts beperkt waarde worden gehecht. Toomba heeft bovendien gesteld dat de werking van de app door New Nexus niet beoordeeld kon worden zonder back-end (beheeromgeving) en dat Toomba niet is gevraagd om (codes aangaande) de back-end ter beschikking te stellen ten behoeve van het onderzoek. In het licht van deze gemotiveerde betwisting van Toomba, heeft [appellant] onvoldoende over de aard en de omvang van de gebreken gesteld en hij heeft daarmee naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd dat Toomba niet het ‘minimum viable’ product’ heeft opgeleverd dat partijen overeengekomen waren. Het hof komt gelet op het vorenstaande niet toe aan het bewijsaanbod dat [appellant] heeft gedaan om zichzelf, zijn vader en [naam2] als getuigen te horen ten aanzien van de gebreken in de app.