Gepubliceerd op maandag 4 maart 2024
IT 4734
HvJ EU ||
29 feb 2024
HvJ EU 29 feb 2024, IT 4734; ECLI:EU:C:2024:185 (V.B. Trade), https://itenrecht.nl/artikelen/gelijkwaardigheid-en-nationale-betwistingsmogelijkheden-elektronische-handtekening

Gelijkwaardigheid en nationale betwistingsmogelijkheden elektronische handtekening

HvJ EU 29 februari 2024, IT 4734; ECLI:EU:C:2024:185 (V.B. Trade) De Bulgaarse belastingdienst heeft een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd aan V.B. Trade, die het bedrijf betwist. De belastingdienst heeft alle relevante documenten opgesteld als elektronische documenten, ondertekend met gekwalificeerde elektronische handtekeningen. V.B. Trade betwist de geldigheid van de elektronische documenten en de bijbehorende handtekeningen en vraagt een deskundige aanstelling om dit te onderzoeken. Het bedrijf is van mening dat de authenticiteit van de documenten niet vaststaat, omdat ze niet naar behoren zouden zijn ondertekend.

Het Hof oordeelt dat een gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde bewijskracht moet hebben als een handgeschreven handtekening, mits aan de voorwaarden van artikel 3, punt 12 Verordening 910/2014 is voldaan. Dit betekent dat een gekwalificeerde elektronische handtekening in principe als geldig bewijsmiddel moet worden beschouwd.

Deze gelijkwaardigheid is niet absoluut; de bewijskracht van de elektronische handtekening geldt binnen de grenzen die het nationale recht stelt voor een handgeschreven handtekening. Het Hof stelt dat als het nationale recht toestaat dat de bewijskracht van een handgeschreven handtekening in twijfel wordt getrokken, deze mogelijkheid ook moet bestaan voor gekwalificeerde elektronische handtekeningen.

36. Uit de in de punten 32 tot en met 35 hierboven aangehaalde rechtspraak blijkt dat het aan het nationale recht staat om het rechtsgevolg van elektronische handtekeningen te bepalen, met inbegrip van dat van gekwalificeerde elektronische handtekeningen, mits de in artikel 25, lid 2, van verordening nr. 910/2014 bedoelde gelijkstelling van gekwalificeerde elektronische handtekeningen met handgeschreven handtekeningen wordt geëerbiedigd.

37. Uit artikel 25 van verordening nr. 910/2014 volgt immers weliswaar dat de aanwezigheid en het geclaimde auteurschap van een gekwalificeerde elektronische handtekening vaststaan wanneer is aangetoond dat de betrokken handtekening voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, punt 12, van deze verordening, maar er is geen enkele reden om aan gekwalificeerde elektronische handtekeningen een gunstigere behandeling toe te kennen dan aan handgeschreven handtekeningen in de zin dat artikel 25 van die verordening de rechterlijke instanties van de lidstaten een absoluut verbod zou opleggen om gebruik te maken van de procedurele middelen waarin hun rechtsstelsels voorzien om de bewijskracht van de gekwalificeerde elektronische handtekening in de zin van die verordening te ontkennen.

38. Indien en voor zover het nationale recht voorziet in de mogelijkheid om de bewijskracht van een handgeschreven handtekening in twijfel te trekken, moet een dergelijke mogelijkheid dus ook openstaan voor de gekwalificeerde elektronische handtekening.

39. In het bijzonder kan, zoals de directeur in zijn schriftelijke opmerkingen heeft uiteengezet, de bewijskracht van de gekwalificeerde elektronische handtekening worden ontkend in het kader van de bij nationale wetgeving ingestelde procedure tot vaststelling van valsheid in geschrifte van een document, op voorwaarde evenwel dat deze wetgeving in een identieke procedure voorziet voor de betwisting van handgeschreven handtekeningen en gekwalificeerde elektronische handtekeningen.

40. Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 25 van verordening nr. 910/2014 aldus moet worden uitgelegd dat wanneer aan de voorwaarden van artikel 3, punt 12, van deze verordening is voldaan, de rechterlijke instanties van de lidstaten verplicht zijn om aan een gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde bewijskracht toe te kennen als die van een handgeschreven handtekening binnen de grenzen die de relevante nationale wettelijke regeling voor deze handgeschreven handtekening stelt.