Geen volledige onafhankelijkheid Datenschutzcommission (arrest)
HvJ EU 16 oktober 2012, zaak C-614/10 (Commissie tegen Oostenrijk)
In navolging van IT 812.
In't kort: Niet-nakoming – Schending van artikel 28, lid 1, tweede alinea van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31) – Verplichting van de lidstaten te verzekeren dat de nationale, met het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens belaste toezichthoudende autoriteiten hun opdrachten in volledige onafhankelijkheid kunnen vervullen – Nauwe persoonlijke en organisatorische banden tussen de toezichthoudende autoriteit en de kanselarij van de bondskanselier – Onderwerping van de toezichthoudende autoriteit aan toezicht van de bondskanselier
Advocaat-generaal : Mazák
Antwoord:
Door niet alle nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat de in Oostenrijk geldende wettelijke regeling wat de Datenschutzkommission (commissie voor gegevensbescherming) betreft voldoet aan het criterium van onafhankelijkheid, en meer specifiek, door een regeling in te stellen op grond waarvan
– de bestuurder van de Datenschutzkommission een federale ambtenaar is die is onderworpen aan bestuurlijk toezicht,
– het secretariaat van de Datenschutzkommission is geïntegreerd in de diensten van de bondskanselarij, en
– de bondskanselier een onvoorwaardelijk recht heeft op informatie over alle aspecten van het beheer van de Datenschutzkommission,
is de Republiek Oostenrijk de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 28, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.