14 jan 2025
Geen verzuim bij ontwikkeling sportapplicatie

Hof Amsterdam 14 januari 2025, IT 4784; ECLI:NL:GHDHA:2025:10 (appellant tegen Capgemini) Tussen appellant en Capgemini is in 2005 een overeenkomst tot stand gekomen die ertoe strekte dat Capgemini een door Equihold ontwikkelde sprotmanagementapplicatie zou herschrijven in een andere programmeertaal. Appellant vindt dat Capgemini is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst en hij wil schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van appellant afgewezen [IT 2118]. Het hof Amsterdam heeft geoordeeld dat een deskundige onderzoek moet doen naar kortweg de deugdelijkheid van het door Capgemini geleverde werk [IT 3293]. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof Amsterdam vernietigd en de zaak verwezen naar dit hof voor een verdere behandeling.
Het hof stelt dat geen sprake is van blijvende onmogelijkheid, omdat appellant onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn klanten waren weggelopen en niet meer zouden terugkeren als de werkzaamheden alsnog deugdelijk zouden worden afgerond, en evenmin dat hij de af te ronden applicatie niet meer in de markt zou kunnen zetten voor nieuwe klanten. Het hof oordeelt verder dat Capgemini niet in verzuim is geraakt omdat, mede gelet op het feit dat partijen geen vastomlijnd eindproduct en evenmin een vast tijdschema waren overeengekomen, niet kan worden aangenomen dat Capgemini uit de geuite klachten in redelijkheid heeft moeten afleiden dat de maat voor Equihold op enig moment vol was. Er is wel sprake van schuldeisersverzuim bij Equihold omdat Equihold betalingsachterstanden had laten ontstaan en Capgemini daarom de nakoming van haar verbintenissen heeft opgeschort. De vorderingen van appellant die verband houden met schadevergoeding, ontbinding en nakoming stuiten af op het voorgaande. Het hof merkt ten overvloede op dat het beroep op de contractuele klachtplicht door Capgemini faalt omdat Capgemini al vanaf 2006 op de hoogte was van de klachten van Equihold over de kwaliteit van de code en het feit dat de klachten niet schriftelijk zijn gedaan, een beroep op artikel 11.4 van de algemene voorwaarden niet kan dragen. Het hof oordeelt tot slot dat het beroep op het exoneratiebeding door Capgemini niet faalt, maar dat, ook wanneer aansprakelijkheid van Capgemini zou worden aangenomen, haar aansprakelijkheid beperkt is tot het in de algemene voorwaarden opgenomen bedrag omdat het betoog van appellant gestoeld is op het feit dat Capgemini zich ervan bewust was dat zij niet de overeengekomen software heeft geleverd, wat niet een doorbreking van de exoneratieclausule rechtvaardigt.
7.16. Het hof zal nu eerst beoordelen of de prestatie van Capgemini blijvend onmogelijk was. Het betoog van [appellant] dat dit het geval was, komt er in de kern op neer dat de prestatie van Capgemini in ieder geval op 15 juli 2008 blijvend onmogelijk was omdat klanten zich toen hadden afgewend en omdat volgens [appellant] sprake was van een van meet af aan zo gebrekkige broncode dat deze volledig opnieuw zou moeten worden opgebouwd. Volgens [appellant] zou dit jaren duren en zou de software dan technisch en functioneel verouderd zijn en zouden bestaande en potentiële klanten tegen die tijd definitief afgehaakt zijn. Ook wanneer Equihold in schuldeisersverzuim zou hebben verkeerd, moet het hof oordelen over de vraag of de prestatie van Capgemini blijvend onmogelijk is. Schuldeisersverzuim van Equihold leidt er immers weliswaar toe dat Capgemini niet in verzuim kan raken, maar bij blijvende onmogelijkheid van haar prestatie is geen verzuim nodig voor het intreden van de schadevergoedingsverplichting en de bevoegdheid tot ontbinding.
7.24. Voor dit oordeel is van belang dat partijen geen vastomlijnd eindproduct en evenmin een vast tijdschema waren overeengekomen. De Raamovereenkomst voorzag in de verdere ontwikkeling van de sportapplicatie op basis van (steeds) nadere werkopdrachten die door Equihold zouden moeten worden gegeven. Mede gelet daarop kan niet worden aangenomen dat Capgemini uit de geuite klachten in redelijkheid heeft moeten afleiden dat de maat voor Equihold op enig moment vol was. Dat volgt ook niet uit de e-mail van 25 juli 2006 van Van Gom aan Capgemini (productie 72) waarnaar [appellant] verwijst. In die mail wordt weliswaar gesproken over een wanprestatie, maar die mail is gevolgd door de nadere overeenkomst waarin partijen hun afspraken hebben aangepast en de werkzaamheden zijn voortgezet. Datzelfde geldt in zekere zin voor de e-mail van [appellant] van 29 augustus 2006 (productie 74) waarin wordt gevraagd om een vorm van schadeloosstelling. Ook de enkele opsomming van “issues”, “bugfixes” en “hotfixes” is tegen de achtergrond van het tussen partijen overeengekomen werkproces niet voldoende om Capgemini in verzuim te brengen.
7.44. Per saldo is het hof daarom van oordeel dat Equihold in schuldeisersverzuim verkeerde, maar alleen omdat zij betalingsachterstanden had laten ontstaan en Capgemini daarom de nakoming van haar verbintenissen heeft opgeschort. Het gevolg hiervan is ook dat Capgemini niet meer zelf in verzuim kon raken.