Gepubliceerd op donderdag 10 juni 2021
IT 3539
Hof ||
25 mei 2021
Hof 25 mei 2021, IT 3539; ECLI:NL:GHAMS:2021:1465 (Reaal tegen geïntimeerde), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-spoedeisend-belang-door-niet-tijdig-aanhangig-maken-verzoekschriftprocedure

Geen spoedeisend belang door niet tijdig aanhangig maken verzoekschriftprocedure

Hof Amsterdam 25 mei 2021, IT 3539; ECLI:NL:GHAMS:2021:1465 (Reaal tegen geïntimeerde)  Vervolg op [IT 3405]. In dit kort geding komt de vraag aan de orde of Reaal dient te worden bevolen de registratie van de persoonsgegevens van geïntimeerde in het Extern Verwijzingsregister (EVR) van Stichting Centraal Informatie Systeem (CIS) te verwijderen. De voorzieningenrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord met de motivering dat de door Reaal gestelde verzekeringsfraude of misleiding onvoldoende is komen vast te staan. Geïntimeerde is van mening dat de registratie inbreuk maakt op zijn eer en goede naam en op zijn persoonlijke levenssfeer. Volgens hem impliceert dit tevens het spoedeisend belang in deze zaak. Het hof oordeelt dat er geen sprake kan zijn van een spoedeisend belang, nu de auto al sinds december 2019 verzekerd is en hij niet tijdig een verzoekschriftprocedure op grond van artikel 35 UAVG aanhangig heeft gemaakt.

2.5. Voor zover [geïntimeerde] de gestelde spoedeisendheid baseert op zijn urgente belang bij het gebruik van een auto en zijn moeilijkheden om de daartoe vereiste verzekering af te sluiten, stuit dit af op het feit dat hij reeds voordat hij de onderhavige procedure aanhangig maakte het gebruik van de auto heeft veilig gesteld door het afsluiten van een verzekering met ingang van 27 december 2019, zij het onder minder gunstige voorwaarden dan zonder registratie het geval zou zijn geweest. De door hem beoogde procedure bij de rechtbank teneinde te zijner tijd de onrechtmatigheid van de registratie te doen vaststellen en zijn schade vergoed te krijgen, zou [geïntimeerde] evenzeer kunnen starten nadat de rechtbank ex artikel 35 UAVG zijn verzoek tot verwijdering van de registratie zou toewijzen. Niet valt in te zien waarom daartoe een kortgedingprocedure geboden zou zijn. Als [geïntimeerde] zich erop wil beroepen dat een spoedeisend belang gegeven is met de gestelde inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer, rijst de vraag waarom hij niet meteen na de registratie hiertegen is opgekomen en waarom hij niet tijdig een verzoekschriftprocedure op de voet van artikel 35 UAVG aanhangig heeft gemaakt. [geïntimeerde] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die daaraan in de weg stonden. Evenmin heeft hij aannemelijk gemaakt dat de periode die vanaf september 2019 of januari 2020 gemoeid zou zijn met het indienen van een nieuw verzoek tot verwijdering bij Reaal, eventueel gevolgd door een verzoekschriftprocedure ex artikel 35 UAVG, niet kon worden afgewacht. De enkele omstandigheid dat zijn schade gedurende de periode dat de registratie nog niet verwijderd zou zijn, zou oplopen met ongeveer € 50,- per maand, is daartoe in elk geval onvoldoende. Daarbij komt dat in geval van spoedeisendheid ook in het kader van een procedure op de voet van artikel 35 UAVG een voorlopige voorziening als de onderhavige kan worden verzocht.

2.7. Dit alles brengt mee dat alsnog onderzocht dient te worden of, hoe en in hoeverre de eerste schade is gerepareerd, daargelaten dat [geïntimeerde] op grond van de polisvoorwaarden niet was gehouden de eerste schade te herstellen. Het gaat erom dat volgens Vivat [geïntimeerde] ten onrechte in zijn mail van 8 december 2017 heeft meegedeeld dat de eerste schade is gerepareerd. Doordat [geïntimeerde] volgens Vivat niet, althans in ieder geval niet volledig de schade heeft hersteld, is door de tweede aanrijding geen financiële meerschade ontstaan. [geïntimeerde] heeft echter wel voor een tweede keer het volledige herstel van de bumper geclaimd. Daarmee is een aantal bewijsvragen aan de orde, die zich zonder nadere bewijslevering niet eenvoudig in het kader van deze kortgedingprocedure voor beantwoording lenen, terwijl die beantwoording wel van belang is voor het antwoord op de vraag of de door [geïntimeerde] gevraagde voorzieningen toewijsbaar zouden kunnen zijn. De registratie is door Vivat verwijderd voordat het hoger beroep aanhangig is gemaakt. Deze vragen en de beantwoording daarvan kunnen daarom zo nodig – voor het geval Reaal opnieuw tot registratie zou overgaan – aan de orde komen in het kader van de geëigende weg om tegen de registratie op te komen via de artikelen 21 AVG en 35 UAVG.