19 nov 2024
Geen ontoelaatbare privacy inbreuk bij aanvraag bijzondere bijstand
CRvB 19 november 2024, IT 4696; ECLI:NL:CRVB:2024:2238 (appellant tegen college Amsterdam) Appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een deskundigenonderzoek van € 2.542,51, waartoe hij was veroordeeld door de kantonrechter te Amsterdam. Het college had deze aanvraag afgewezen op grond van het feit dat appellant niet voldoende had aangetoond dat deze kosten noodzakelijk waren. De CRvB oordeelt dat appellant niet had voldaan aan de verplichting om voldoende gegevens te verstrekken over de noodzaak van de kosten. Hoewel appellant een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak en passages uit het vonnis van de kantonrechter had overgelegd, was dit onvoldoende om de noodzakelijkheid van de kosten te beoordelen. De CRvB benadrukt dat het aan de aanvrager is om aannemelijk te maken dat de kosten noodzakelijk zijn en dat de enkele veroordeling tot het betalen van de kosten door de kantonrechter hiervoor niet voldoende is. Daarnaast werd geoordeeld dat het verzoek van het college om meer informatie te verschaffen over de procedure waarin de kosten zijn gemaakt, gerechtvaardigd was en geen ontoelaatbare inbreuk maakte op het recht op privacy van appellant. De CRvB bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, waardoor de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft.
4.4.2. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de PW en artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het aan de aanvrager om de gegevens te verschaffen die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag. Op grond van artikel 53a, eerste lid, van de PW bepaalt het college welke specifieke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand moeten worden verstrekt.
4.4.3. Voor zover het verschaffen van meer informatie over de context van de door appellant gevoerde procedure een inbreuk vormt op zijn recht op privacy, zoals beschermd bij artikel 8 van het EVRM, dan geldt dat de combinatie van de genoemde artikelen in 4.4.2 een toereikende wettelijke grondslag is in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Het college heeft appellant gevraagd meer informatie te verschaffen om te bepalen of hij in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Dit kan worden gezien als het behartigen van het belang van het economisch welzijn van Nederland, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Dit is daarom een gerechtvaardigd doel in de zin van die bepaling.
4.4.4. Het verzoek tot het aanleveren van gegevens voldoet ook aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De eis om meer informatie te verschaffen over de door appellant gevoerde procedure houdt slechts een beperkte inbreuk op zijn recht op privacy in, nu zowel de zitting als de uitspraak in de bedoelde procedure in beginsel openbaar zijn. De door het college gevraagde informatie over de door appellant gevoerde procedure staan daarmee in redelijke verhouding tot de gemaakte inbreuk op de privacy van appellant en in de gegeven omstandigheden was er niet een voor appellant minder ingrijpende manier om een goed inzicht te krijgen in de noodzakelijkheid van de door appellant gevoerde procedure.