Gepubliceerd op donderdag 14 februari 2013
IT 1037
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geen concreet belang tegen bevriezing van IP-adressen

Rechtbank Den Haag 13 februari 2013, zaaknr. C/09/414930 / HA ZA 12-339 (Réseaux IP Européens Network Coordination centre (RIPE NCC) tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van veiligheid en Justitie))

Uitspraak ingezonden door Sikke Kingma, Pels Rijcken

Onrechtmatig overheidshandelen. IP-adressen. Bevriezing. Concreet belang.

RIPE is verantwoordelijk voor de distributie en registratie van IP-adressen, unieke adressen bestemd voor de communicatie tussen computers en andere apparatuur via het internet. De inspecteur van de politie bij de Dienst Nationale Recherche heeft een bevel aan RIPE gegeven dat is gegrond op artikel 2 van de Politiewet 1993 (Pw). RIPE heeft medegedeeld dat zij zich niet gehouden acht tot naleving van het bevel en dat de bevriezing van de IP-adressen per direct zal worden opgeheven. Zij vordert voor recht te verklaren dat RIPE rechtens niet gehouden is uitvoering te geven aan enig bevel op grond van artikel 2 Pw dat strekt tot bevriezing van de registratie van IP-adressen of -adresreeksen. RIPE heeft aan haar vordering onrechtmatig overheidshandelen ten grondslag gelegd.

RIPE voert aan dat de handelwijze van de KLPD en het Openbaar Ministerie jegens RIPE bezwarend en schadelijk is geweest en zorgt voor een blijvende bedreiging van de (continuïteit van de) bedrijfsvoering van RIPE, de integriteit van haar computersystemen en het veilig en onbelemmerd functioneren van het internet. Zij heeft gevorderd dat de Staat wordt verboden om beslag te leggen op de administratie van RIPE voor zover die de registratie van IP-adressen en - adresreeksen betreft. Deze vordering strandt om meerdere redenen. RIPE heeft bij het gevraagde verbod geen belang in de zin van artikel 3:303 BW. Er is geen sprake van een concrete en reële dreiging van (vermeend) onrechtmatig handelen.

De verklaring voor recht dat de Staat jegens RIPE onrechtmatig heeft gehandeld door te dreigen met beslaglegging op en sequestratie van (onderdelen van) de administratie van RIPE is evenmin toewijsbaar. De rechtbank is van oordeel dat door RIPE, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de Staat, onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de conclusie kunnen dragen dat van een werkelijke dreiging met beslaglegging sprake is geweest. De vordering mist feitelijke grondslag.

RIPE heeft niet gesteld welk ander rechtsgevolg dan de (niet toewijsbare) verboden zij aan de verklaring van recht wenst te verbinden en ook niet valt in te zien welk ander rechtsgevolg hieraan valt te verbinden. De rechtbank verklaart RIPE niet-ontvankelijk, vanwege het ontbreken van een concreet belang als bedoeld in artikel 3:302 BW.

4.5. Vooropgesteld wordt dat voor de ontvankelijkheid van een vordering tot verklaring voor recht en/of een verbod is vereist dat de eiser een concreet belang in de zin van artikel 3:303 BW heeft bij die vordering. Ten aanzien van de verbodsactie betekent dit dat moet worden vastgesteld dat er een voldoende grote kans is, een reële dreiging, dat de handelingen waarop de vordering ziet in de voorzienbare toekomst zullen worden verricht. Voor toewijzing van een vordering tot verklaring voor recht dient verder te zijn voldaan aan artikel 3:302 BW, waarin is bepaald dat de verklaring slechts wordt gegeven op vordering van een bij de rechtsverhouding onmiddellijk betrokken persoon. De eis van een rechtsverhouding houdt, volgens vaste jurisprudentie, in dat aan de verklaring enig rechtsgevolg moet kunnen worden verbonden.

4.10. RIPE heeft daarnaast nog gevorderd dat de Staat wordt verboden om jegens haar strafrechtelijke dwangmiddelen toe te passen wegens de niet-naleving van het bevel of teneinde bevriezing van IP-adressen te bewerkstelligen, anders dan in de vorm van beslaglegging (3.1. onder vi). Van een reële dreiging dat de Staat dwangmiddelen zal toepassen is, zoals gezegd, niet gebleken zodat RIPE geen belang heeft bij haar vordering. Overigens heeft RIPE niet concreet gemaakt om welk ander dwangmiddel dan een bevel of beslag het zou kunnen gaan. De vordering tot afgifte van een verklaring voor recht met nagenoeg dezelfde strekking (3.1. onder v) deelt hetzelfde lot als de verbodsactie.

4.11. In het voorgaande is aan de orde gekomen dat in de stellingen van RIPE geen deugdelijke grondslag ligt besloten voor de door haar hiervoor onder 3.1 weergegeven vorderingen strekkende tot het verbieden van - kort gezegd - vervolging, (dreigen met) beslaglegging en de toepassing van andere strafvorderlijke dwangmiddelen. Dan resteert de vraag of er gronden bestaan voor de toewijzing van het onder 3.1 onder i) en vii) gevorderde. Het betreft de verklaring voor recht dat RIPE rechtens niet gehouden is uitvoering te geven aan enig bevel op grond van artikel 2 Pw. en de verklaring voor recht dat RIPE niet gehouden was het bevel na te leven. Nu RIPE niet heeft gesteld welk ander rechtsgevolg dan de (niet toewijsbare) verboden zij aan de verklaring van recht wenst te verbinden en in de omstandigheden van het geval ook niet valt in te zien welk ander rechtsgevolg hieraan valt te verbinden, luidt de conclusie van de rechtbank dat RIPE ook bij deze vorderingen geen concreet belang heeft als bedoeld in artikel 3:302 BW.

Op andere blogs:
Webwereld (RIPE verliest tegen Justitie over IP-bevriezing)
Bits of Freedom (Rechtszaak RIPE NCC eindigt met anticlimax)
Iusmentis (Geen uitspraak over IP-bevriesbevel, dat schiet niet op natuurlijk)