11 sep 2024
Geen bindende overeenkomst tussen HyperAI en Graphcore; vorderingen afgewezen wegens onbevoegdheid
Rb. Amsterdam 11 september 2024, IT 4664; ECLI:NL:RBAMS:2024:5950 (HyperAI tegen Graphcore) HyperAI stelde dat er een overeenkomst was gesloten voor de levering van hardware, software en technische ondersteuning door Graphcore. Graphcore betwistte dit en stelde dat er slechts onderhandelingen waren gevoerd zonder bindende afspraken. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van een bindende overeenkomst, omdat de communicatie tussen partijen geen concrete verplichtingen inhield. HyperAI had hardware aangeschaft van Boston Server & Storage Solutions GmbH, maar dit werd niet gezien als bewijs van een overeenkomst met Graphcore. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen van HyperAI kennis te nemen, omdat de plaats van uitvoering van de vermeende verbintenis buiten Nederland lag. Ook de subsidiaire vordering van HyperAI, gebaseerd op onrechtmatige daad, wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de onderhandelingen niet onrechtmatig waren afgebroken door Graphcore.
5.5. Begin december 2022 laat [naam 2] (Graphcore) telefonisch aan [naam 1] (HyperAI) weten dat Graphcore geen partnership met HyperAI voor ogen heeft. HyperAI en Graphcore hebben ieder andere opvattingen over de rol van Graphcore. Zoals uit het voorgaande blijkt hebben partijen tot op dat moment geen verplichtingen jegens elkaar op zich genomen. Het is vervolgens de vraag of partijen daarna een overeenkomst met elkaar zijn aangegaan. Daarvan is niet gebleken. Daartoe is het volgende van belang.
Partijen hebben na het telefoongesprek van begin december 2022 veelvuldig contact met elkaar. Graphcore laat dan telkens weten dat zij HyperAI wil helpen, maar dat een verdergaande samenwerking er niet in zit. In het gesprek tussen [naam 1] (HyperAI) en [naam 3] (Graphcore) op 6 januari 2023 zegt [naam 3] dat HyperAI op papier kan zetten hoe zij de samenwerking tussen partijen vorm wil geven, zoals met een heads of terms. Dat gesprek vormt de aanleiding voor partijen om stukken met elkaar te wisselen. [naam 3] zegt niet toe dat Graphcore met HyperAI een gezamenlijk cloufplatform wil aangaan, maar geeft wel de aanzet om een samenwerkingsverband met elkaar te bespreken. Uit de stukken die partijen daarna uitwisselen, blijkt dat HyperAI (zoals ook eerder was gebleken) een samenwerking voor zich ziet die veel verder gaat dan ondersteuning door Graphcore bij het gebruik van de hardware. HyperAI wenst een cloud partnership. Dat blijkt ook uit de heads of terms die zij op 13 januari 2023 naar Graphcore stuurt en waarin zij dat voorstelt (zie 2.12). Uit de heads of terms kan echter ook worden afgeleid dat HyperAI ervan uitgaat dat partijen nog geen bindende afspraken hebben gemaakt. Hierin staat onder meer ‘the Proposed Agreement’ (onder 3 A) en dat het voorstel ‘non-binding’ is (onder 7).
In de e-mail van Graphcore van 1 februari 2023 laat Graphcore weten dat zij onder meer training en hulp bij het onboarden van de eerste drie klanten kan bieden (zie 2.15). Dat had zij ook al meegedeeld vóórdat de hardware werd besteld (zie 2.4). Op 31 januari 2023 stuurt Graphcore een aangepaste MoU naar HyperAI, met daarin een samenwerking die geen partnership inhoudt, maar Graphcore onder meer verplicht tot het geven van technische ondersteuning. Dit alles laat zien dat partijen een ander beeld houden over de gewenste mate van samenwerking. Zij doen over en weer concrete voorstellen. Geen van partijen stemt op enig moment in met het voorstel van de andere partij of zegt toe enige verplichting op zich te nemen. Partijen zijn aan het onderhandelen. Het is uiteindelijk Graphcore die op 8 februari 2023 de onderhandelingen afbreekt. Nu niet is gebleken dat Graphcore tot dat moment vrijwillig een verbintenis is aangegaan jegens HyperAI, is onvoldoende gebleken van een overeenkomst. De conclusie is dan ook dat de bevoegdheidsregel van artikel 6 aanhef en onder a Rv geen grondslag biedt voor het aannemen van rechtsmacht.
5.8. Bij afgebroken onderhandelingen geldt de plaats waar de brief is ontvangen als de plaats waar de onderhandelingen zijn afgebroken. De plaats waar het bericht is ontvangen heeft pas effect door het bericht waarin dit wordt meegedeeld. Volgens HyperAI heeft Graphcore de onderhandelingen op 5 december 2022 afgebroken, in het telefoongesprek dat [naam 1] en [naam 2] toen hebben gevoerd. Daarbij kan niet worden aangesloten. Partijen hebben daarna de onderhandelingen opgepakt dan wel voortgezet. Zij hebben veelvuldig gecorrespondeerd en over en weer documenten gestuurd. Op 31 januari 2023 heeft Graphcore de aangepaste MoU gestuurd. HyperAI was het niet eens met de voorstellen die Graphcore daarin deed. Anders dan HyperAI aanvoert, heeft Graphcore toen niet de onderhandelingen beëindigd. Uit de begeleidende e-mail van Graphcore blijkt niet dat het stopzetten van de onderhandelingen de intentie van Graphcore was of dat HyperAI dat zo heeft mogen begrijpen. Het toezenden van de MoU laat zien dat Graphcore nog steeds wilde bekijken hoe een eventuele samenwerking met HyperAI eruit zou kunnen zien. Dat de MoU niet overeenkwam met de samenwerking die HyperAI wilde aangaan, is onvoldoende om te concluderen dat Graphcore feitelijk de onderhandelingen stopzette. Daarvoor bieden de MoU en de e-mails geen aanknopingspunt.
HyperAI heeft op 8 februari 2023 (zie 2.16) aan Graphcore geschreven dat zij de servers wil terugleveren. Zij heeft ook vergoeding van kosten gevraagd. Die e-mail kan niet anders worden gelezen dan dat Graphcore de onderhandelingen toen heeft afgebroken. Graphcore heeft het bericht ontvangen op haar kantoor in het Verenigd Koninkrijk. Dat is de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Dat betekent dat deze rechtbank niet internationaal bevoegd is om van de vordering uit onrechtmatige daad wegens het afbreken van de onderhandelingen kennis te nemen.