1 jun 2021
Geen belang bij rectificatie van aangepaste of verwijderde berichten
Hof Arnhem-Leeuwarden 1 juni 2021, IT 3540; ECLI:NL:GHARL:2021:5661 (Appellant tegen DPG en geïntimeerden) Dit kort geding gaat over uitlatingen op het Facebookaccount van een van de geïntimeerden en over een publicatie van een journalist (geïntimeerde 3) op de website van het AD. Daarin komt de diefstal van een drumstel aan de orde en de rol die appellant daarbij zou hebben gespeeld. Centraal staat de vraag of geïntimeerden op grond van artikel 6:167 BW gehouden zijn tot rectificatie. De vordering van appellant tot rectificatie is in eerste aanleg afgewezen. Op grond van artikel 6:167 BW kan een veroordeling tot rectificatie worden uitgesproken indien er sprake is van onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicaties van gegevens van feitelijke aard. Het hof stelt vast dat de online publicatie van het AD inmiddels is aangepast en geanonimiseerd en ook zijn de berichten op Facebook inmiddels verwijderd. Hierdoor komt het hof tot de conclusie dat appelant geen belang meer heeft bij zijn vordering en dat het vonnis van de rechtbank moet worden bekrachtigd.
5.10 Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden aangenomen dat door de publicatie een onjuist of door onvolledigheid misleidend beeld is ontstaan dat door rectificatie recht gezet dient te worden. Overigens heeft [appellant] evenmin aannemelijk gemaakt dat hij een (spoedeisend) belang heeft bij rectificatie. In de omstandigheden van dit geval, waarbij het hof ook betrekt dat het online artikel inmiddels is aangepast (in die zin dat is toegevoegd dat de betreffende medewerker begin februari 2020 werd vrijgesproken) en is geanonimiseerd, is niet aannemelijk geworden dat rectificatie een proportioneel en doelmatig doel is tot herstel en/of voorkoming van verdere schade terwijl evenmin voldoende gesteld is om aan te nemen dat een dermate urgente grond voor ingrijpen bestaat dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
5.12 De van [geïntimeerde4] en [geïntimeerde1] gevorderde rectificatie zal het hof ook niet toewijzen. Ter zitting in hoger beroep hebben [geïntimeerde4] en [geïntimeerde1] aangegeven dat de berichten van 16 en 21 september 2018 op het Facebookaccount van [geïntimeerde4] en de berichten van 10 februari 2020 op het Facebookaccount van [geïntimeerde1] inmiddels zijn verwijderd, althans niet meer terug te lezen zijn. [appellant] heeft dat niet weersproken. Daardoor is het belang van [appellant] bij rectificatie van deze berichten komen te ontvallen en in ieder geval niet langer gerechtvaardigd. Of de uitlatingen in deze berichten onrechtmatig zijn en of [geïntimeerde4] en [geïntimeerde1] als gevolg daarvan schadeplichtig zijn, laat het hof in het midden omdat de vorderingen van [appellant] in dit kort geding zich hierop niet richten.