Gepubliceerd op maandag 4 september 2023
IT 4340
Overige instanties ||
9 jan 2023
Overige instanties 9 jan 2023, IT 4340; ECLI:NL:OGEAC:2023:187 (Eiseres/Gedaagden), https://itenrecht.nl/artikelen/gedaagden-niet-te-goeder-trouw-in-online-misdrijf

Gedaagden niet te goeder trouw in online misdrijf

Gerecht in eerste aanleg Curaço 9 januari 2023, ECLI:NL:OGEAC:2023:187, IT 4340 (Eiseres/Gedaagden) In deze zaak oordeelt de rechter over een online misdrijf waarbij eiseres geld afhandig is gemaakt en over is gemaakt naar de bankrekeningen van gedaagden. De vraag is of deze gedaagden te goeder trouw hebben ontvangen. Tegen een aantal van de gedaagden is verstek verleend. De gedaagden die wel aanwezig waren hebben aangevoerd dat zij niet wisten dat de ontvangen gelden uit een misdrijf en te goeder trouw waren.

Gedaagden geven aan dat zij middels iemand, die alleen als 'Ryan' bekend is, bekend zijn geworden met het fenomeen 'mystery shoppers'. Daarbij hebben zij ook hun bankrekening aan hem ter beschikking gesteld. Daarbij hebben gedaagden een lange tijd niets gehoord van Ryan, tot zij een geldbedrag op hun bankrekening gestort kregen met een bijkomende opdracht. Deze factoren hadden de gedaagden moeten doen begrijpen dat zij zich niet in een gewone situatie bekeerden. De stelling dat zij te goeder trouw zijn wordt daarom niet gehonoreerd.

4.6 Volgens de stellingen van [gedaagde sub 2] is zij een aantal jaren geleden via Facebook in contact gekomen met ene Ryan. Zij weet niet waar Ryan woont en kent hem verder niet. Op enig moment heeft zij van deze Ryan het verzoek gekregen om haar bankrekening ter beschikking te stellen. Zij heeft dat gedaan. Zij heeft Ryan eenmaal persoonlijk gezien, dat was toen hij het geld (NAf 1.500) kwam ophalen. Voordien had hij haar geappt dat het geld zou worden gestort. Nadien heeft zij geen contact meer kunnen krijgen met Ryan. Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat sprake is van een situatie waarbij [gedaagde sub 2] ‘die geldsom aan die ander heeft doorbetaald in een periode waarin zij redelijkerwijze met die [terugbetalings]verplichting geen rekening hoefde te houden’ en dus van haar terugbetalingsverplichting aan [eiseres] is bevrijd. [gedaagde sub 2] had zich moeten realiseren dat de kans heel groot was dat het op haar rekening overgemaakte bedrag van een misdrijf afkomstig was. Dat had haar ervan moeten weerhouden haar rekening ter beschikking te stellen. Zij heeft in feite aan een wildvreemde haar bankrekening ter beschikking gesteld en gesteld noch gebleken is dat zij op een of andere manier heeft geverifieerd wie of wat daar achter zat. Zij had dus kunnen en moeten weten dat dit niet klopte, te meer nu zij een in verhouding groot bedrag – NAf 230 – voor zichzelf mocht houden, althans niet hoefde af te geven. Dat is een opvallend grote beloning voor het enkel ontvangen van een bedrag op een rekening en ook dat had bij [gedaagde sub 2] op zijn minst tot twijfel en verder doorvragen moeten leiden. Er kan dus niet worden vastgesteld dat [gedaagde sub 2] het bedrag te goeder trouw heeft ontvangen en doorbetaald, zodat zij gehouden is het op haar rekening gestorte bedrag terug te betalen aan [eiseres]. Er is echter onvoldoende gesteld en gebleken dat [gedaagde sub 2] in een samenwerkingsverband tot deze onttrekkingen van de rekening van [eiseres] is gekomen. Daarom zal zij niet hoofdelijk worden veroordeeld tot terugbetaling van het gehele onttrokken bedrag, maar alleen tot terugbetaling van het door haar ontvangen bedrag. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van het verzoekschrift.