Gepubliceerd op vrijdag 23 maart 2012
IT 722
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Exoneratie gevolgschade toegestaan bij garantie

Hof ’s-Hertogenbosch 7 februari 2012, LJN BV3620, (Cofely/CFS)

Met samenvatting vanTessa Stallaert, Vondst Advocaten.

Het gaat hier om de levering door CFS aan haar dealer Cofely van brandblussystemen voor computer- en serverruimtes. Vanaf 2007 kwamen er klachten binnen bij Cofely, doordat het blusmateriaal van de brandblussystemen stoffen bevat die schadelijk zijn voor mainframes en overige computerelementen. Cofely stelt CFS aansprakelijk voor deze schade. Gevolgschade, zo stelt CFS, en met een beroep op de exoneratie uit haar algemene voorwaarden weigert zij de schade te vergoeden. Cofely brengt daar tegenin dat CFS de goede werking van de brandblussers had gegarandeerd en dat de geschiktheid van de brandblussers voor computer- en serverruimtes essentieel is. Aansprakelijkheid kan naar haar idee daarom niet worden beperkt. Het hof is van oordeel dat de exoneratie wel degelijk kan worden ingeroepen.

Op 27 juli 2001 hebben CFS en Cofely een dealerovereenkomst gesloten waarbij is overeengekomen dat Cofely als dealer van FirePro brandblussystemen zal gaan fungeren. Onderdeel van deze overeenkomst is onder meer een garantiebepaling:

“CFS Trading garandeert de dealer de constante, afgesproken kwaliteit van de geleverde Producten. Bij eventuele gebreken, voor zover deze aan het licht komen binnen 12 maanden na de datum van de aflevering aan de dealer, zal CFS Trading de kosten voor vervanging of herstel van het FirePro® Product dragen.” 

Naast de garantiebepaling wordt tevens verwezen naar de algemene voorwaarden, die onder meer het volgende inhouden:

“9.3 CFS verleent voor geleverde, door CFS zelf vervaardigde zaken of onderdelen, alsmede voor door CFS uitgevoerde bewerking van zaken een garantie voor de uitgevoerde werkzaamheden, daaruit bestaande dat eventuele fouten voor rekening van CFS zoveel mogelijk worden hersteld en/of het geleverde geheel of gedeeltelijk wordt teruggenomen en door een nieuwe levering wordt vervangen. […]
10.1 Behoudens bepalingen van dwingend recht, alsmede behoudens het bepaalde onder 9.1 tot en met 9.9. (hof: is CFS) niet tot enige handeling of betaling verplicht in geval zich, door wat voor oorzaak dan ook, schade voordoet, tenzij die schade is veroorzaakt door opzet of daarmee gelijk te stellen grove schuld van de directie van CFS en/of de personeelsleden die met de uitvoering van de overeengekomen prestatie zijn belast.
10.2 CFS is met name niet aansprakelijk voor schade anders dan aan het geleverde, bewerkte en/of geïnstalleerde goed zelf.
10.3 CFS is niet aansprakelijk voor gevolgschade en voor schade die noodzakelijkerwijs moest worden aangebracht om de overeengekomen prestatie te kunnen leveren.
10.4 Mocht CFS op enigerlei wijze voor enige schade aansprakelijk zijn, dan is die aansprakelijkheid beperkt tot de door CFS voor de desbetreffende prestatie in rekening gebrachte c.q. in rekening te brengen vergoeding met een maximum van 5.000, -.[…]”

Vanaf 2007 kwamen er klachten binnen bij Cofely, doordat het blusmateriaal van de brandblussystemen stoffen bevat die schadelijk zijn voor mainframes en overige computerelementen. Wegens non-conformiteit houdt Cofely CFS aansprakelijk en vordert vergoeding van de schade als gevolg van de gebreken aan het product. CFS beroept zich op haar beurt op het exoneratiebeding uit de algemene voorwaarden.

Cofely heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat CFS de garantieverplichtingen in de overeenkomst niet is nagekomen, door producten te leveren die niet voldeden aan de overeengekomen kwaliteit, terwijl CFS aanbevelingen en mededelingen over deze producten heeft gedaan die niet conform de werkelijkheid zijn gebleken. Cofely stelt dat de in art. 7.1 van de dealerovereenkomst opgenomen garantie voor haar een dermate essentieel beding is (in haar woorden een “kernbeding”), dat zij de dealerovereenkomst zonder dat beding niet zou hebben gesloten en waarvan in algemene voorwaarden niet kan worden afgeweken. Het hof oordeelt als volgt:

“4.7. […] De stelling van Cofely dat zij niet had hoeven begrijpen dat de exoneratie ook gold voor schade als gevolg van een gebrekkig product, volgt het hof niet. De tekst van artikel 7.1 van de dealerovereenkomst is op dat punt duidelijk. Het garandeert de constante, afgesproken kwaliteit van het product en bepaalt dat CFS bij eventuele gebreken in het product de kosten van vervanging of herstel van het product zal dragen. In aanvulling daarop sluit het exoneratiebeding aansprakelijkheid voor gevolgschade uit. Terecht heeft de rechtbank overwogen dat uitsluiting van aansprakelijkheid voor gevolgschade in algemene voorwaarden bij contracten als het onderhavige gebruikelijk is en dat Cofely zich ervan bewust had moeten zijn dat CFS geen risico wenste te lopen om tot vergoeding van voor haar niet overzienbare schade gehouden te zijn. Zowel als het product faalt in de zin dat het niet gaat blussen als het wordt geactiveerd, zoals Cofely wel stelt te hebben begrepen, als dat het faalt in de zin dat de bij het blussen vrijgekomen aerosol de computers beschadigt, gaat het om een gebrek in (de kwaliteit van) het product als bedoeld in art. 7.1 van de dealerovereenkomst. In beide gevallen kunnen de schadelijke gevolgen groot zijn. Dat Cofely het beding anders heeft begrepen, komt het hof niet aannemelijk voor, maar zo dat al het geval is, kan dat gezien het voorgaande niet tot gevolg hebben dat partijen de beperking in aansprakelijkheid voor gevolgschade niet zouden zijn overeengekomen.
[…]
4.9. De stelling dat de onschadelijkheid van de aerosol en de geschiktheid van de FirePro aerosol blussystemen voor computer- en serverruimte zo wezenlijke eigenschappen van het product betreffen dat de redelijkheid zich ertegen verzet dat CFS zich beroept op het overeengekomen exoneratiebeding, verwerpt het hof eveneens. Nog los van de vraag of de garantie uit artikel 7.1 is afgegeven als door Cofely wordt betoogd, sluit het exoneratiebeding de schade die het gevolg is van de afwezigheid van het gegarandeerde niet volledig uit. Uitsluitend gevolgschade wordt uitgesloten. Anders was dat in het door Cofely aangehaalde arrest. Die zaak betrof de verkoop van (naar kopers achteraf bleek vervuilde) grond met bouwplicht en een totale uitsluiting van aansprakelijkheid voor onzichtbare gebreken. In die zaak werd geoordeeld dat de door verkoper opgelegde bouwplicht een stilzwijgende garantie inhield dat grond geschikt is voor bouw en dat die garantie een zo wezenlijke eigenschap betrof dat de redelijkheid zich ertegen verzette aan het standaard exoneratiebeding de betekenis toe te kennen dat het die garantieverplichting uitschakelde. Van dergelijke omstandigheden is hier geen sprake. Het gaat in onderhavige zaak om koop en verkoop van blusinstallaties - waaronder blusinstallaties die aangeprezen worden als geschikt om te worden gebruikt in computerruimtes - die door koper zullen worden gebruikt om te worden geïnstalleerd in grotere brandblussystemen bij afnemers. Ze worden verkocht met een installatie- en gebruiksinstructie en of en hoe ze feitelijk worden gebruikt wordt aan de koper gelaten. Daarnaast bevat het exoneratiebeding niet een volledige uitsluiting van aansprakelijkheid voor gebreken aan het verkochte. Zou het betoog van Cofely gevolgd worden, dan zou dat betekenen dat aansprakelijkheid voor gebreken nooit zou mogen worden uitgesloten. Het contractueel uitsluiten van aansprakelijkheid tussen zakelijke (gelijkwaardige) partijen is echter in beginsel toegestaan. Bijzondere omstandigheden die meebrengen dat het in onderhavige zaak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om het exoneratiebeding in te roepen heeft Cofely niet gesteld en zijn het hof niet gebleken.”

Zowel rechtbank als hof zijn overigens van oordeel dat de garantiebepaling niet geldt als een kernbeding. Omdat het hof de overwegingen van de rechtbank tot de zijne maakt, en het rechtbankvonnis niet is gepubliceerd, is onduidelijk op basis waarvan dat wordt aangenomen. Zie ook T.J. de Graaf, Exoneraties in (ICT-)contracten tussen professionele partijen, paragraaf 5.12. De Graaf spreekt van “hoofdverplichtingen”, vergelijkbaar met de hier bedoelde kernbedingen. Hij concludeert, overigens met wederom hof ’s-Hertogenbosch (9 maart 2004, NJ Feitenrechtspraak 2004, 469), dat exoneraties juist zien op schending van hoofdverplichtingen. In paragraaf 5.1.3 concludeert De Graaf bovendien dat de schending van een uitdrukkelijke garantie niet tot gevolg heeft dat een beroep op een exoneratie in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.

Ik kan mij vinden in de uitspraak van het hof. In de IT-contractpraktijk wordt aansprakelijkheid voor gevolgschade vaak uitgesloten ook voor hoofdverplichtingen, juist omdat gevolgschade niet overzienbaar is. Probleem bij de uitsluiting van gevolgschade is dat dit begrip niet in de wet is gedefinieerd. In onderhavige zaak beperkte artikel 10.2 van de algemene voorwaarden aansprakelijkheid tot schade aan de brandblussystemen zelf. Hiermee is aansprakelijkheid voor schade aan computers en servers per definitie uitgesloten. Voor een contractpartij zijn claims van derden op haar wederpartij in de regel niet overzienbaar. Schade voor dit soort claims wordt doorgaans (contractueel) dan ook onder gevolgschade begrepen. Het kan nog sterker, zie het PON modelsourcingscontract, waarin de volgende bepaling is opgenomen:

“23. Vrijwaring
23.1. Klant verplicht zich Leverancier te vrijwaren van alle vorderingen van contractpartijen van Klant die er direct of indirect op zijn gebaseerd dat Leverancier te kort is geschoten in de nakoming van deze Overeenkomst.”