28 feb 2024
Ex-partner verstuurt privacyschendende e-mails naar zakenrelaties
Rb. Gelderland 28 februari 2024, IT 4491; ECLI:NL:RBGEL:2024:976 (Gezamenlijke eisers tegen gedaagde). Eiser (aandeelhouder en bestuurder van Traiteur en Brasserie) en gedaagde hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, waarvan begin september 2022 beëindiging definitief werd. Gedaagde heeft ten gevolge van de relatiebreuk vanuit het e-mailaccount van eiser vertrouwelijke en privacygevoelige e-mailberichten verstuurd naar 81 zakelijke relaties (zie citaat). Eiser vordert immateriële schadevergoeding. Gedaagde betwist dit en voert aan dat haar handelen het gevolg is van het door eiser doorgestuurde compromitterende foto’s van gedaagde. Ook zou eiser hebben meegedeeld dat hij informatie over haar wil openbaar maken om haar te beschadigen. Verder beroept ze zich op eigen schuld, onder meer omdat hij zijn cyberbeveiliging niet op orde had. Ze stelt dat sprake is van ‘civiel noodweerexces’ en psychische overmacht.
De rechtbank oordeelt dat niet voldoende onderbouwd en dus onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van psychische overmacht. De reactie van gedaagde acht de rechtbank onrechtmatig en toerekenbaar. Gedaagde beschikte over inloggegevens van eiser uit hoofde van haar dienstbetrekking met Traiteur, maar dit gaf haar geen vrijbrief om de e-mailberichten te verzenden. Gedaagde heeft daarnaast in het e-mailaccount van eiser berichten aangetroffen waaruit bleek dat vertrouwelijke informatie met derden, waaronder haar ex-partner, is gedeeld. Ten aanzien hiervan, acht de rechtbank dat eiser het gedrag gedeeltelijk op zichzelf heeft afgeroepen en sprake is van eigen schuld, te vaststellen op 20%. De rechtbank oordeelt voldoende aannemelijk dat eiser immateriële schade heeft geleden en verplicht eiser om € 1.200,00 (verminderd met € 300,00 wegens eigen schuld) aan hem te vergoeden.
2.4. In de nacht van 13 op 14 september 2022 heeft [gedaagde] vanuit de mailbox van [eiser 1] vertrouwelijke e-mailberichten tussen [eiser 1] en zijn behandelaars van [naam 1] aan 20 (zakelijke) relaties van [gezamenlijke eisers] gezonden. Zij heeft toen ook aan 61 (zakelijke) relaties van [gezamenlijke eisers] het volgende e-mailbericht gezonden:
Onderwerp: afwezigheid
Beste,
Hierbij wil ik meedelen dat ik vanaf oktober a.s een tijd afwezig ben. Ik kamp met psychische klachten en al jaren strijd ik tegen mijn drank, drugs, diazepam en gokverslaving. Hierdoor heb ik veel verloren.
De leugens die daar uit voortkwamen, de stalking, de zelfmoordpogingen en mijn onvoorspelbare gedrag vanuit mij naar mijn familie en mijn exen, sloopte hen dag in- dag uit. Met als gevolg dat mijn familie afstand van mij heeft genomen en ik mijn kinderen in mijn huidige toestand niet kan zien opgroeien, Mijn strafblad, mijn voorwaardelijke straf en onderhoud bij [naam 2] houdt mij op het rechte pad.
Om de regie weer in handen te nemen zal ik keuzes moeten maken. De keuze om mij vrijwillig opnieuw intern op te laten nemen voor de duur van 6 weken in [naam 3] , zal mij hierbij helpen.
(…)
Met vriendelijke groet
[eiser 1] | Directeur /Eigenaar
Bij dit e-mailbericht waren de volgende bijlagen gevoegd: een brief van [naam 1] over [eiser 1] met een beschrijvende diagnose, een deel uit een brief van een voormalige relatie van [eiser 1] , een brief van de zus van [eiser 1] en een deel van een slachtofferverklaring gericht aan [eiser 1] .
4.5. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] heeft gehandeld uit psychische overmacht dan wel ‘civiel noodweerexces’, dat de rechtbank eveneens onder het begrip psychische overmacht verstaat. [gedaagde] heeft dat onvoldoende onderbouwd. Uit de door [gedaagde] overgelegde, ongedateerde verklaring van een psycholoog volgt slechts dat zij in behandeling is voor “depressie en burnout ten gevolge van een conflict situatie met haar ex-partner” en dat “de huidige aanhoudende dreigementen en belagingen door haar ex partner een ernstige negatieve invloed [hebben] op het psychisch welzijn van [ [gedaagde] ] en op mogelijk herstel van de klachten”. Daaruit kan niet worden afgeleid op welke periode die verklaring ziet, wat de gemoedstoestand was van [gedaagde] rond 13 en 14 september 2022 en of zij toen dermate ernstige psychische druk ervoer dat het onrechtmatig handelen haar niet kan worden toegerekend. Hoewel de rechtbank kan begrijpen dat [gedaagde] onaangenaam was getroffen door hetgeen zij in de mailbox van [eiser 1] over zichzelf aantrof, valt haar reactie daarop niet goed te praten. [eiser 1] heeft weliswaar erkend dat hij bepaalde persoonlijke en vertrouwelijke informatie over [gedaagde] in beperkte kring heeft gedeeld met aan hen persoonlijk bekende derden, maar niet gebleken is dat hij dat in brede kring heeft gedaan. [gedaagde] heeft daarentegen persoonlijke en vertrouwelijke informatie over [eiser 1] aan 81 (zakelijke) relaties van hem en zijn ondernemingen gezonden, welke relaties naar moet worden aangenomen grotendeels geen persoonlijke bekenden van [eiser 1] en [gedaagde] zijn. [gedaagde] heeft zelfs uit naam van [eiser 1] een niet op waarheid berustend e-mailbericht verzonden over “zijn afwezigheid” in verband met een opname in een verslavingskliniek. Dat [gedaagde] daarmee slechts wilde bereiken dat [eiser 1] zou stoppen met zijn gedrag, zoals zij aanvoert, acht de rechtbank niet aannemelijk. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] met dat doel voor ogen meende 81 (zakelijke) relaties van [eiser 1] te moeten benaderen en niet heeft gekozen voor andere mogelijkheden, zoals het doen van aangifte of het inschakelen van (juridische) hulp. Hoewel het gedrag van [eiser 1] ook niet bepaald fatsoenlijk kan worden genoemd, kon en moest [gedaagde] weten dat zij hiermee de reputatie van [eiser 1] en zijn ondernemingen zou schaden. Het onrechtmatig handelen van [gedaagde] is dan ook naar het oordeel van de rechtbank in ernstiger mate verwerpelijk dan het gedrag van [eiser 1] en [gedaagde] had zich daarvan moeten weerhouden. Daar komt bij dat [gedaagde] na het verzenden van de informatie over [eiser 1] niet onmiddellijk tot inkeer is gekomen, maar eerst heeft ontkend dat zij de informatie had verstuurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onrechtmatige daad aan haar schuld te wijten is en dus aan haar kan worden toegerekend.
4.6. Het enkele feit dat [gedaagde] uit hoofde van haar dienstbetrekking met Traiteur over inloggegevens van het e-mailaccount van [gezamenlijke eisers] beschikte, geeft haar geen vrijbrief om in dit account zonder zijn toestemming te gaan grasduinen en/of om vanuit dat account en onder de naam van [eiser 1] (onjuiste) berichten aan derden te zenden. In zoverre verwerpt de rechtbank het beroep van [gedaagde] op eigen schuld van [eiser 1] . Zoals hiervoor is overwogen, staat wel voldoende vast dat [gedaagde] tot het onrechtmatig handelen is aangezet, mede door hetgeen zij aantrof in het e-mailaccount van [eiser 1] en het feit dat haar daaruit bleek dat [eiser 1] persoonlijke en vertrouwelijke informatie over haar had gedeeld met derden, waaronder haar ex-partner. De rechtbank is van oordeel dat [eiser 1] het laakbare gedrag van [gedaagde] gedeeltelijk over zichzelf heeft afgeroepen en dat in zoverre wel sprake is van eigen schuld van [eiser 1] . De rechtbank zal de mate waarin die eigen schuld heeft bijgedragen aan de door [eiser 1] geleden schade in redelijkheid vaststellen op 20%.