22 apr 2021
Eiser niet identificeerbaar, geen sprake van inzageverzoek
Rechtbank Gelderland 22 april 2021, IT 3493, ECLI:NL:RBGEL:2021:1996 (Eiser tegen college van B&W Westervoort) Eiser had een verzoek tot inzage in hem betreffende persoonsgegevens die al dan niet door de gemeente Westervoort worden verwerkt ingediend. De gemeente heeft vervolgens niet tijdig een beslissing omtrent dit verzoek genomen, waartegen eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat eiser zich niet heeft geïdentificeerd en eiser ook niet identificeerbaar is. Hierdoor kan het verzoek van eiser niet worden geduid als een verzoek als bedoeld in artikel 15 van de AVG. De rechtbank verklaart zich derhalve onbevoegd.
7. Gelet op de bewoordingen van de brief van 29 april 2020 heeft eiser kennelijk een beroep willen doen op artikel 15 van de AVG. Dat (impliciet) een beroep op de AVG wordt gedaan, betekent nog niet dat de AVG op het verzoek van toepassing is. Daartoe is vereist dat het verzoek kan worden geduid als een verzoek op grond van (in dit geval) artikel 15 van de AVG.
7.1. Artikel 15, eerste lid, van de AVG kent enkel ‘de betrokkene’ het recht toe om een verzoek bij de verwerkingsverantwoordelijke in te dienen om inzage in zijn/haar al dan niet verwerkte persoonsgegevens. Een betrokkene is een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, waarbij als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer en locatiegegevens, of een online identificator. Dit volgt uit artikel 4, onder 1, van de AVG.
7.2. In deze zaak heeft eiser zich niet geïdentificeerd en is eiser ook niet identificeerbaar. Eiser heeft in zijn verzoek niet meer dan zijn voorletters en (achter)naam vermeld. Hij weigert de gevraagde informatie (waarmee hij kan worden geïdentificeerd) aan verweerder te verstrekken. Dit betekent dat eiser niet kan worden geduid als een ‘betrokkene’ in de zin van de AVG. Dit heeft tot gevolg dat het verzoek van 29 april 2020 niet kan worden geduid als een verzoek als bedoeld in artikel 15 van de AVG. Er is daarentegen sprake van een ‘gewoon’ verzoek om informatie.
8. Omdat het verzoek van eiser niet is te beschouwen als een verzoek om toepassing van de AVG en een publiekrechtelijke grondslag voor het verzoek ontbreekt, is het uitblijven van een beslissing op dit verzoek niet te duiden als het niet tijdig nemen van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Gelet op het bepaalde in artikel 8:1 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, kan daarom geen beroep worden ingesteld. De rechtbank is daarom onbevoegd om van het door eiser ingestelde beroep kennis te nemen.