Gepubliceerd op woensdag 23 september 2015
IT 1868
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Conclusie AG: Nationale autoriteiten mogen doorgifte van gegevens van EU Facebookgebruikers aan servers in de VS opschorten

Conclusie AG HvJ EU 23 september 2015, IT 1868; C-362/14 (Maximillian Schrems/Data Protection Commissioner)
Uit het perscommuniqué: Volgens advocaat-generaal Bot mogen nationale autoriteiten de doorgifte van gegevens van Europese Facebookgebruikers aan servers in de VS opschorten, niettegenstaande de beschikking van de Commissie dat de VS een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens bieden. De advocaat-generaal is bovendien van mening dat deze beschikking ongeldig is. Conclusie:

Article 28 of Directive 95/46/EC of the European Parliament and of the Council of 24 October 1995 on the protection of individuals with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data, read in the light of Articles 7 and 8 of the Charter of Fundamental Rights of the European Union, must be interpreted as meaning that the existence of a decision adopted by the European Commission on the basis of Article 25(6) of Directive 95/46 does not have the effect of preventing a national supervisory authority from investigating a complaint alleging that a third country does not ensure an adequate level of protection of the personal data transferred and, where appropriate, from suspending the transfer of that data.

 

Commission Decision 2000/520/EC of 26 July 2000 pursuant to Directive 95/46/EC of the European Parliament and of the Council on the adequacy of the protection provided by the safe harbour privacy principles and related frequently asked questions issued by the Department of Commerce of the United States of America is invalid.

Gestelde vragen:

Wanneer bij een onafhankelijke ambtsdrager, aan wie bij de wet de toepassing en de uitvoering van de wetgeving inzake gegevensbescherming is opgedragen, een klacht wordt ingediend dat persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land (in casu de Verenigde Staten van Amerika) waarvan het recht en de praktijk volgens de klager de betrokkenen geen passende bescherming bieden, is die ambtsdrager dan absoluut gebonden aan de communautaire bevinding van het tegendeel [in de beschikking van de Commissie van 26 juli 2000 (2000/520/EG1 )], gelet op de artikelen 7, 8 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2000/C 364/012 ), niettegenstaande artikel 25, lid 6, van richtlijn 95/46/EG3 ?

Of kan en/of moet de ambtsdrager overgaan tot een eigen onderzoek van de zaak in het licht van de feitelijke ontwikkelingen die zich sinds de bekendmaking van die Commissiebeschikking hebben voorgedaan?