Gepubliceerd op donderdag 22 november 2012
IT 943
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Cessie ten behoeve van de inning van openstaande vorderingen (arrest)

HvJ EU 21 november 2012, zaak C-119/12 (Probst)

Prejudiciële vragen gesteld door Bundesgerichtshof, Duitsland.

Eerder IT 774. Uitlegging van artikel 6, leden 2 en 5, van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201, blz. 37) – Doorzending van verkeersgegevens betreffende abonnees en gebruikers, die verwerkt en opgeslagen worden door de aanbieder van een openbaarcommunicatienetwerk – Nationale regeling die toestaat dat dergelijke gegevens worden doorgezonden aan de cessionaris van een vordering ter zake van de vergoeding voor telecommunicatiediensten, waarbij tegelijkertijd contractbepalingen zijn overeengekomen die de vertrouwelijke behandeling van de doorgezonden gegevens waarborgen, evenals de mogelijkheid voor de andere contractpartij om de eerbiediging van de bescherming van deze gegevens te controleren.

Antwoord:

Artikel 6, leden 2 en 5, van richtlijn 2002/58/EG (...) betreffende privacy en elektronische communicatie), moet aldus worden uitgelegd dat een aanbieder van openbare communicatienetwerken en openbaar beschikbare elektronische-communicatiediensten verkeersgegevens mag doorzenden aan de cessionaris van zijn vorderingen betreffende verstrekking van telecommunicatiediensten met het oog op de inning daarvan, en dat die cessionaris die gegevens mag verwerken op voorwaarde dat hij, in de eerste plaats, handelt onder het gezag van de dienstenaanbieder voor de verwerking van die gegevens en, in de tweede plaats, enkel de verkeersgegevens verwerkt die noodzakelijk zijn voor de inning van de gecedeerde vorderingen.

Ongeacht de kwalificatie van de cessieovereenkomst wordt de cessionaris geacht te handelen onder het gezag van de dienstenaanbieder in de zin van artikel 6, lid 5, van richtlijn 2002/58, wanneer hij voor de verwerking van verkeersgegevens handelt in uitsluitende opdracht en onder toezicht van die aanbieder. In het bijzonder moet hun overeenkomst bepalingen bevatten die de wettige verwerking van de verkeersgegevens door de cessionaris waarborgen en de dienstenaanbieder de mogelijkheid bieden zich op elk ogenblik ervan te vergewissen dat de betrokken cessionaris die bepalingen naleeft.

De verwijzende Duitse rechter stelt het Hof van Justitie van de Europese Unie de volgende prejudiciële vraag:

“Staat artikel 6 van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (Pb L 201, blz. 37) toe dat door een aanbieder van diensten aan de cessionaris van een vordering ter zake van vergoedingen voor telecommunicatiediensten verkeersgegevens worden doorgezonden, wanneer voor de cessie ten behoeve van de inning van openstaande vorderingen ter zake van door de bank geweigerde betalingen, naast de algemene verplichting met betrekking tot het communicatiegeheim en de gegevensbescherming krachtens de desbetreffende wettelijke regeling, de volgende contractvoorwaarden gelden:

- De aanbieder van de diensten en de cessionaris verplichten zich ertoe de beschermde gegevens slechts in het kader van hun samenwerking en uitsluitend voor de aan de overeenkomst ten grondslag liggende doelstelling en op de telkens aangegeven wijze te verwerken en te gebruiken;

- zodra de kennisneming van de beschermde gegevens niet langer voor het bereiken van deze doelstelling noodzakelijk is, moeten alle in dit verband beschikbare beschermde gegevens onherroepelijk wordt gewist of worden teruggegeven;

- de contractpartijen hebben het recht om de naleving van de gegevens-bescherming en de beveiliging van de gegevens bij de andere contractpartij in de zin van deze overeenkomst te controleren; de toevertrouwde vertrouwelijke stukken en informatie mogen slechts toegankelijk worden gemaakt voor de medewerkers die deze voor de nakoming van de overeenkomst nodig hebben;

- de contractpartijen zullen deze medewerker conform deze overeenkomst tot geheimhouding verplichten; op verzoek, doch uiterlijk bij de beëindiging van de samenwerking tussen de contractpartijen moeten alle in dit verband beschikbare vertrouwelijke gegevens onherroepelijk worden gewist of aan de andere contractpartij worden teruggegeven?”