Bouwer webwinkel blijft onbetaald
Rechtbank Assen 20 juni 2012, LJN BW9882 (Reclamebureau X tegen Y)
Opdracht tot bouwen website. Vordering tot betaling loon.
X betreft een reclameontwerp- en adviesbureau. Y is ondernemer die zich onder meer richt op de groot- en kleinhandel in centrale verwarmingen en aanverwante apparatuur en onderdelen daarvoor. Vanaf 2004 ontwikkelt X in opdracht van Y webwinkels en verzorgt zij daarvoor de online marketing, met behulp van Google Adwords. Ondanks herhaald verzoek en sommatie betaalt Y niet alle facturen van X. Y bestrijdt de vordering omdat X ondeugdelijk heeft gepresteerd en Y daardoor schade heeft geleden.
De vordering van X wordt toegewezen, nu er geen verweer wordt gevoerd door Y dat hieraan in de weg staat. De vordering in reconventie door Y zal worden afgewezen. Y geeft geen feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat het verzuim is ingetreden zonder voorafgaande ingebrekestelling.
De rechtbank veroordeelt Y om aan X een bedrag ad € 49.968,75 te betalen en veroordeelt Y tot het betalen van beslag- en proceskosten.
4.9. Wat in dit verband te meer klemt, is dat [Y] in conventie niet aanvoert dat hij bevoegd is zijn betalingsverplichting op te schorten, hij geen nakoming door [X] nastreeft en evenmin blijkt dat hij de overeenkomst voor wat betreft de verbintenis waarvan door [X] nakoming wordt verlangd, heeft ontbonden.
4.10. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat in conventie geen verweer wordt gevoerd dat aan toewijzing van de vordering van [X] in de weg staat. De rechtbank zal in conventie de vordering in hoofdsom voor een bedrag ter grootte van € 49.968,75 toewijzen.
4.14. Bij die beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het recht op schadevergoeding niet louter ontstaat doordat een schuldenaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenis. Zo zal, wanneer sprake is van een toerekenbare tekortkoming, de schuldenaar pas tot vergoeding van de schade die het gevolg is van een toerekenbare tekortkoming kunnen worden aangesproken wanneer de debiteur in verzuim is gekomen. Dat verzuim treedt in wanneer aan de vereisten die de artikelen 6:82 en 6:83 BW stellen, is voldaan. Uit beide artikelen in hun onderlinge verband en samenhang beschouwd, volgt dat het verzuim intreedt als de debiteur met een schriftelijke aanmaning in gebreke is gesteld waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming vervolgens is uitgebleven. Dit is alleen anders wanneer er, kort gezegd, sprake is van een blijvende onmogelijkheid om na te komen.
4.15. Eén en ander brengt met zich dat [X] in de nakoming niet kan tekortschieten, als hij niet schriftelijk is aangemaand en hem daarbij een redelijke termijn is gegeven om alsnog na te komen en nakoming vervolgens is uitgebleven, tenzij nakoming blijvend onmogelijk was. Door [Y] wordt niets gesteld waaruit de rechtbank kan afleiden dat [X] door een (toerekenbare) tekortkoming ontstane schade moet vergoeden omdat hij in debiteursverzuim is gekomen (artikel 6:74 lid 2 BW).