8 mrt 2022
BKR-registratie wordt niet verwijderd
Hof Amsterdam 8 maart 2022, IT 3863; ECLI:NL:GHAMS:2022:705 (Verzoeker tegen Rabobank) Verzoeker wil een BKR-registratie verwijderd hebben. Hij meent dat het stellen van op hem betrekking hebbende specifieke omstandigheden ertoe leidt dat het aan de Rabobank is om aan te tonen dat er dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking zijn die zwaarder wegen dat de belangen, rechten en vrijheden van verzoeker. Dit is een misvatting. Rabobank kan betwisten wat verzoeker zegt, maar het is dan aan verzoeker zelf om aannemelijk te maken dat de door hem gestelde specifieke omstandigheden zich daadwerkelijk voordoen.
Het hof oordeelt dat verzoeker concreet had moeten stellen dat en waarom de op hem betrekking hebbende BKR-registratie aan het verkrijgen van financieringen door de vennootschappen in de weg heeft gestaan en nog staat. Dit heeft hij nagelaten. Verder moest verzoeker nadere cijfers overleggen aan het hof om te onderbouwen dat zijn huidige financiële situatie stabiel is. Ook dit heeft hij niet gedaan. De grieven treffen geen doel en het verzoek is terecht afgewezen door de rechtbank.
2.13. Nu [verzoeker] de door hem gestelde specifieke omstandigheden onvoldoende heeft onderbouwd en geconcretiseerd, laat staan bewezen of aannemelijk gemaakt, kan niet worden aangenomen dat zij zich daadwerkelijk voordoen.