Gepubliceerd op woensdag 10 augustus 2022
IT 4017
Rechtbank Midden-Nederland ||
18 mei 2022
Rechtbank Midden-Nederland 18 mei 2022, IT 4017; ECLI:NL:RBMNE:2022:2078 (Eisers tegen gedaagde ), https://itenrecht.nl/artikelen/bitcoins-moeten-worden-terugbetaald

Bitcoins moeten worden terugbetaald

Rb. Midden-Nederland 18 mei 2022, IT 4017; ECLI:NL:RBMNE:2022:2078 (eisers tegen gedaagde) Eiser handelt privé in Bitcoins en heeft in 2018 eiseres opgericht. Gedaagde heeft Bitcoins beschikbaar gesteld om te worden ondergebracht in een door eiseres nog op te zetten fonds in cryptocurrency. Eiser heeft de Bitcoins van gedaagde beheerd en verhandeld. In de loop van 2019 zijn er verliezen ontstaan. Partijen hebben vervolgens een schuldbekentenis ondertekend. Eiser vordert in dit geding onder meer een verklaring voor recht dat eiser in juni 2018 met gedaagde een overeenkomst van opdracht tot het beheren en verhandelen van de Bitcoins van gedaagde is aangegaan. Daarnaast vordert eiser vernietiging van de schuldbekentenis vanwege (primair) bedreiging of misbruik van omstandigheden en (subsidiair) bedrog of dwaling. Ook vordert eiser een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en dat hij aansprakelijk is voor de schade van eiser. 

Gedaagde vordert in reconventie onder andere dat eiser wordt veroordeeld 10,7 Bitcoins terug te betalen. De rechtbank oordeelt dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat aan de vereisten voor een beroep op bedreiging, misbruik van omstandigheden, bedrog of dwaling is voldaan. Op basis van deze gronden kan de schuldbekentenis dus niet worden vernietigd. Ook het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid door eiser, slaagt niet. De rechtbank wijst vorderingen van eiser af. Wat betreft de vorderingen in reconventie oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van het ontbreken van de wil om schuld te bekennen. De vordering tot betaling van 10,7 Bitcoins door eiser aan gedaagde wordt toegewezen.

4.5. De verwijzing naar de appwisseling door [eiser sub 1] is onvoldoende om te oordelen dat [gedaagde] daadwerkelijk heeft gedreigd een drugsdealer op [eiser sub 1] af te sturen en dat [eiser sub 1] als gevolg daarvan de Schuldbekentenis heeft getekend. Dat [gedaagde] via Whatsapp niet ontkent een drugsdealer achter [eiser sub 1] aan te sturen, betekent niet dat hij [eiser sub 1] daadwerkelijk heeft bedreigd. Het proces-verbaal van de aangifte van bedreiging kan [eiser sub 1] ook niet helpen, omdat dit enkel een verklaring bevat van [eiser sub 1] terwijl [gedaagde] tot op heden niet is vervolgd. [gedaagde] heeft daarnaast terecht aangevoerd dat partijen voor en na het tekenen van de Schuldbekentenis regelmatig contact hadden en dat uit de appwisseling niet blijkt van een verstoorde verhouding tussen partijen.

4.11. Als aanvullende grond heeft [eiser sub 1] nog een beroep gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde] zou op grond hiervan geen beroep mogen doen op de Schuldbekentenis, omdat [eiser sub 1] deze enkel heeft getekend vanwege de omstandigheid dat [gedaagde] deze nodig had voor fiscale doeleinden en de verliezen in goed overleg met [gedaagde] zijn geleden. Ook dit beroep slaagt niet.

4.24. De verweren die [eiser sub 1] hiertegen heeft aangevoerd, hangen samen met de stellingen die hiervoor bij de vorderingen in conventie zijn besproken. Deze stellingen hebben in conventie niet geleid tot de conclusie dat [gedaagde] geen beroep mag doen op de Schuldbekentenis en die conclusie is in reconventie niet anders. Daarnaast heeft [eiser sub 1] nog aangevoerd dat [gedaagde] er niet op mocht vertrouwen dat [eiser sub 1] de wil had om daadwerkelijk te erkennen dat hij een schuld aan [gedaagde] had, omdat de Schuldbekentenis onder druk is getekend en omdat [eiser sub 1] dacht dat de Schuldbekentenis enkel voor fiscale doeleinden zou worden gebruikt en [gedaagde] dat wist. Uit niets blijkt dat [eiser sub 1] de Schuldbekentenis onder druk heeft getekend. Daarnaast wist [eiser sub 1] dat [gedaagde] compensatie wilde ontvangen. Van het ontbreken van de wil om schuld te bekennen is dan ook geen sprake.