Gepubliceerd op maandag 15 oktober 2018
IT 2650
Hoge Raad ||
17 aug 2018
Hoge Raad 17 aug 2018, IT 2650; ECLI:NL:HR:2018:1316 (Belanghebbende tegen heffingsambtenaar Waalwijk), https://itenrecht.nl/artikelen/bestuursorgaan-moet-zorgdragen-voor-inzichtelijkheid-en-controleerbaarheid-na-besluit-door-algoritme

Bestuursorgaan moet zorgdragen voor inzichtelijkheid en controleerbaarheid na besluit door algoritme

HR 17 augustus 2018, IT 2650; ECLI:NL:HR:2018:1316 (Belanghebbende tegen heffingsambtenaar Waalwijk)  Algoritmes. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de bij beschikking vastgestelde waarde van een onroerende zaak en heeft in het kader van de hoorprocedure gevraagd om de grondstaffels. De heffingsambtenaar heeft deze pas in hoger beroep bij het Hof overgelegd. Het middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat de grondstaffels op de zaak betrekking hebbende stukken zijn die de heffingsambtenaar in de bezwaarfase ter inzage had moeten leggen. Het middel betoogt dat het Hof daarbij ten onrechte ervan is uitgegaan dat de grondstaffels zijn neergelegd in een schriftelijk stuk. Het middel betoogt verder dat het in de bezwaarfase technisch niet mogelijk was de grondstaffels te herleiden uit het door de heffingsambtenaar gehanteerde softwareprogramma. Het middel faalt. Een stuk in de zin van artikel 7:2 lid 2 Awb heeft niet alleen maar betrekking op gegevens in papieren vorm. Terecht betoogt het middel dat de voorgenoemde verplichting zich niet kan uitstrekken tot informatie die het bestuursorgaan zelf niet kan raadplegen. Indien een besluit echter resultaat is van een geautomatiseerd proces en de belanghebbende de juistheid daarvan wil controleren en betwisten, dan moet het bestuursorgaan zorgdragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van de keuzes, aannames en gegevens. De grondstaffels zijn resultaat van hiervoor genoemde keuzes en daarom had de ambtenaar zorg moeten dragen voor de inzichtelijkheid. Het beroep in cassatie is ongegrond verklaard.

2.3.2. Gegevens die worden opgeslagen, bewerkt, verwerkt of beheerd in systematische gegevensverzamelingen (databases) hebben in beginsel op de zaak betrekking voor zover zij van belang zijn voor, en voor het bestuursorgaan raadpleegbaar zijn met het oog op de aan de orde zijnde zaak. Deze gegevens vormen het op de zaak betrekking hebbende stuk, dat in de vorm van een afdruk of op een andere geschikte wijze ter beschikking moet worden gesteld (zie de rechtsoverwegingen 3.4.3 en 3.4.4 van het hiervoor in 2.2 genoemde arrest van de Hoge Raad). Daarom faalt middel 1 voor zover het uitgaat van de opvatting dat een stuk in de zin van artikel 7:4, lid 2, Awb slechts betrekking kan hebben op gegevens die in papieren vorm zijn vastgelegd.

2.3.3. Op zichzelf terecht betoogt middel 1 dat de in artikel 7:4, lid 2, Awb opgenomen verplichting tot het ter inzage leggen van de op de zaak betrekking hebbende stukken zich niet kan uitstrekken tot informatie die het bestuursorgaan zelf niet kan raadplegen. Indien echter een door het bestuursorgaan genomen besluit geheel of ten dele het resultaat is van een geautomatiseerd proces - zoals de modelmatige waardebepaling in het kader van de uitvoering van de Wet WOZ – en de belanghebbende de juistheid van de bij dat geautomatiseerde proces gemaakte keuzes en van de daarbij gebruikte gegevens en aannames wil controleren en zo nodig gemotiveerd betwisten, moet het bestuursorgaan zorgdragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van die keuzes, aannames en gegevens. Zonder die inzichtelijkheid en controleerbaarheid dreigt een ongelijkwaardige procespositie van partijen te ontstaan. Een belanghebbende kan in geval van besluitvorming op basis van een computerprogramma dat vanuit zijn perspectief is te beschouwen als een zogenoemde "black box" immers niet controleren op basis waarvan tot een bepaald besluit wordt gekomen (vgl. Afdeling Bestuursrechtspraak RvS 17 mei 2017, nrs. 201600614 e.a., ECLI:NL:RVS:2017:1259, AB 2017/91, rechtsoverweging 14.3). Dit heeft ook te gelden indien die informatie (nog) niet is neergelegd in op de zaak betrekking hebbende stukken In het oordeel van het Hof ligt besloten dat de grondstaffels het resultaat zijn van de hiervoor bedoelde keuzes, aannames en gegevens. Dit uitgangspunt geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk. Hiervan uitgaande heeft het Hof kennelijk en, gelet op hetgeen in de vorige alinea is overwogen, terecht aangenomen dat de heffingsambtenaar had moeten zorgdragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid daarvan. Voor zover middel 1 van een andersluidende opvatting uitgaat, faalt het daarom.