Gepubliceerd op dinsdag 27 oktober 2020
IT 3288
Rechtbank ||
15 okt 2020
Rechtbank 15 okt 2020, IT 3288; ECLI:NL:RBMNE:2020:4442 (Eiser tegen de Autoriteit Persoonsgegevens), https://itenrecht.nl/artikelen/beroep-niet-tijdig-beslissen-is-niet-ontvankelijk

Beroep niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk

Rechtbank Midden-Nederland 15 oktober 2020, IT 3288; ECLI:NL:RBMNE:2020:4442 (Eiser tegen de Autoriteit Persoonsgegevens) Privacyrecht. Eiser heeft een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: ‘AP’), omdat handelsinformatiebureau Focum zijn persoonsgegevens zonder toestemming heeft verwerkt. Eiser wil gebruikmaken van zijn recht op vergetelheid. Deze klacht is gebaseerd op artikel 77 AVG en moet worden gezien als een verzoek om handhaving. Eiser heeft vervolgens een beroep niet-tijdig beslissen bij de rechtbank ingesteld, omdat volgens hem niet tijdig tot een afronding van de klacht is gekomen. De rechtbank heeft in deze uitspraak vastgesteld wat de verplichtingen zijn van de AP bij de afhandeling van een klacht als bedoeld in artikel 77 AVG. Er is nog geen sprake van niet-tijdig beslissen. Van doorslaggevend belang is dat de afhandeling van de klacht van eiser onderdeel uitmaakt van een groot en complex onderzoek naar datahandel en dat dit onderzoek ook gaat over landsgrensoverschrijdende verwerkingen van persoonsgegevens. De AP heeft eiser verder voldoende op de hoogte gehouden van de afhandeling van zijn klacht. De inhoud en frequentie van de voortgangsberichten zijn in orde. Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk en de AP is daarom geen dwangsommen verschuldigd.

8. Samenvattend is verweerder dus verplicht om:
- eiser binnen drie maanden ófwel een bericht van de voortgang te sturen ófwel zijn klacht geheel af te handelen.
Als de klacht niet binnen drie maanden is afgerond moet verweerder:
- de klacht binnen een redelijke termijn afhandelen;
- en eiser tussentijds binnen een redelijke termijn op de hoogte houden van de voortgang en informeren of er onderzoek of coördinatie met een andere toezichthoudende autoriteit is vereist.
De rechtbank zal hierna bespreken of verweerder in dit geval aan deze vereisten heeft voldaan.

18. Uit wat hiervoor is overwogen vloeit voort dat verweerder heeft voldaan aan zijn verplichting als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de AVG omdat hij eiser binnen drie maanden op de hoogte heeft gesteld van de voortgang van de behandeling van zijn klacht. Daarbij is genoemd dat de klacht mogelijk wordt afgehandeld in samenwerking met andere Europese toezichthouders. Ook heeft verweerder eiser nadien tussentijds steeds binnen een redelijke termijn voldoende geïnformeerd en is op dit moment de redelijke termijn om te beslissen op de klacht niet overschreden. Dit houdt in dat de ingebrekestelling van 20 januari 2020 prematuur - dat wil zeggen, te vroeg - is ingediend. Als een ingebrekestelling prematuur is ingesteld, is het daaropvolgende beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk. Dat is hier dus het geval.
Omdat verweerder nog niet te laat is met beslissen op de klacht van eiser, zijn er ook geen dwangsommen verbeurd en is verweerder dus geen dwangsommen verschuldigd aan eiser. Het beroep tegen het besluit van 16 juli 2020 is dan ook ongegrond.