2 apr 2025
Beoordeling van contractuele verplichtingen en betalingsgeschillen tussen IT dienstverlener en afnemer binnen drie samenhangende overeenkomsten
Rechtbank Amsterdam 2 april 2025, IT 4837; ECLI:NL:RBAMS:2025:2275 (Eisers tegen gedaagde). [eiser 1] en [eiser 2] zijn zusterondernemingen binnen de Altas Groep B.V. en bieden respectievelijk IT- en telecommunicatieoplossingen aan bedrijven. [gedaagde] is een administratie- en belastingadvieskantoor. Er zijn tussen partijen drie specifieke overeenkomsten gesloten: overeenkomst A voor een glasvezellijn, overeenkomst B voor een cloudomgeving en overeenkomst C voor datamigratie naar een nieuwe IT-dienstverlener. [gedaagde] zegde op 26 mei 2023 het contract met [eiser 1] op per 11 oktober 2023; [eiser 1] stelde dat de overeenkomst pas per 1 december 2024 eindigde. Eisers vordert betaling van € 5.735,40 aan [eiser 2] dan wel [eiser 1] en betaling van € 58,203,04 aan [eiser 1]. Hierbij beroept eisers zich op het drietal van gesloten overeenkomst, waarvan zij nakoming vordert tot aan het einde van de looptijd ervan. [Gedaagde] zou deze contracten ten onrechte, dan wel te vroeg tussentijds hebben opgezegd waardoor zij in verzuim verkeert. [Gedaagde] voert gemotiveerd verweer en stelt dat zij alle werkzaamheden en diensten volgens de afrekening heeft voldaan en daardoor niks meer schuldig is aan [eisers]. In reconventie vordert [gedaagde] een bedrag van € 4.662,28 wegens toerekenbare tekortschieting in overeenkomst C.
De rechtbank oordeelt als volgt. Overeenkomst A is door stilzwijgende verlenging blijven doorlopen tot 2 oktober 2024, nu [gedaagde] deze bewust niet tijdig heeft opgezegd. [gedaagde] is daarom gehouden tot betaling van de maandelijkse termijnen en de slotfactuur van [eiser 2], inclusief rente. [gedaagde] heeft daarnaast ingestemd met een nieuwe vijfjarige looptijd van overeenkomst B vanaf april 2020, ondanks het ontbreken van een ondertekende overeenkomst, en dat [eiser 1] daarom recht heeft op betaling tot 1 december 2024, met uitzondering van gefactureerde bedragen na die datum en vijf extra uren waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht. Partijen krijgen gelegenheid om nadere informatie te verschaffen over de omvang en juistheid van de gefactureerde bedragen, mogelijke dubbeltellingen en de opzegbaarheid van bepaalde diensten. Ten aanzien van overeenkomst C moet [gedaagde] de aanvullende factuur van €1.461,08 voor extra migratiewerkzaamheden alsnog voldoen, nu niet is gebleken van een tekortkoming of onrechtmatig handelen door [eiser 1].
De reconventionele vordering van [gedaagde] wordt afgewezen, aangezien geen wanprestatie of onrechtmatig handelen door [eiser 1] met betrekking tot overeenkomst C is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de facturen voor overeenkomst A moeten worden voldaan en dat overeenkomst B slechts tot 1 december 2024 factureerbaar is, waarbij aanvullende punten over dubbele facturatie, eerdere betalingen en bepaalde dienstcomponenten nog nader moeten worden toegelicht. De aanvullende factuur voor migratiewerkzaamheden onder overeenkomst C is toewijsbaar, en partijen krijgen de gelegenheid om bij akte opheldering te geven, met de mogelijkheid om in de tussentijd alsnog een minnelijke regeling te treffen.
3.3.3.
Ten aanzien van overeenkomst C heeft [eiser 1] ook niets meer te vorderen. De migratie had in oktober al afgerond moeten zijn en het is aan [eiser 1] te wijten dat dat kennelijk niet in één keer goed is gegaan. Afgesproken was verder dat de migratiewerkzaamheden op basis van nacalculatie zouden plaatsvinden en dat bij overschrijding van € 1.000,- aan te declareren werkzaamheden gewaarschuwd moest worden en een aanvullend akkoord van [gedaagde] was vereist. Het is ook onduidelijk hoe er, na het volgens [eisers] reeds voltooid zijn van de migratie, toch nog voor onnodig verrichte werkzaamheden een bedrag van € 1.461,08 incl. BTW gemoeid kan zijn. [eiser 1] verkeerde al jegens [gedaagde] in verzuim ten aanzien van deze overeenkomst nu zij weigerde om mee te werken aan de migratie en dreigde met het afsluiten van toegang tot haar gegevens, waardoor zij kosten heeft moeten maken (in verband met het treffen van noodmaatregelen en het opstarten van een kort geding) om af te dwingen dat [eiser 1] alsnog zou meewerken aan de voltooiing van de migratie. Zij kan daarom niet met betaling jegens [eiser 1] in verzuim zijn komen te verkeren.