Begrip 'getroffen' in kaderrichtlijn
Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 24 april 2013, zaak C-282/13 (T-Mobile tegen Telekom-Control-Kommission) - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk).
Communicatie. Telecom. Dienstenrichtlijn. Orange Austria Telecommunication GmbH wordt overgenomen door Hutschison 3G Austria GmbH. Daarnaast is A1 Telekom Austria AG betrokken. Zij bieden net als verzoekster telecommunicatiediensten aan en hebben conform de telecomwet toestemming gevraagd voor de fusie en overdracht van frequenties.
Verzoekster heeft bij de Oostenrijkse Toezichthouder (verweerster) bezwaar gemaakt tegen de fusie omdat zij concurrentieverstoring voorzag. Verweerster heeft verzoeksters wens om in de procedure als partij te worden gehoord, alle stukken betekend te krijgen alsmede mededeling van de mogelijkheid tot beroep tegen de uiteindelijke beslissing te verkrijgen afgewezen. De vergunning is uiteindelijk onder voorwaarden verleend: één van de partners moet frequentierechten overdragen aan een derde, en dat is de hiervoor genoemde onderneming A1 geworden.
Verzoekster gaat tegen die beslissing in beroep. Zij meent dat bij de overdracht van gebruiksrechten (door wijzigingen in eigendomsstructuren van ondernemingen) ook concurrenten kunnen worden ‘getroffen’ in de zin van artikel 4.1 van de kaderrichtlijn.
De verwijzende Oostenrijkse rechter vraagt zich af wat in dit verband precies onder de term ‘getroffen’ moet worden verstaan. Hij kan niet uitsluiten dat verzoekster als houdster van rechten voor frequentiegebruik als ‘getroffen’ moet worden beschouwd, en besluit een vraag aan het HvJEU te stellen:
“Moeten de artikelen 4 en 9 ter van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en –diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108, blz. 33), juncto artikel 5, lid 6, van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en –diensten (machtigingsrichtlijn) (PB L 108, blz. 21) aldus worden uitgelegd dat op grond daarvan een concurrent in een in artikel 5, lid 6, van de machtigingsrichtlijn bedoelde nationale procedure de hoedanigheid van getroffen onderneming in de zin van artikel 4, lid 1, van de kaderrichtlijn heeft?”