Gepubliceerd op donderdag 23 oktober 2025
IT 4989
Rechtbank Den Haag ||
2 okt 2025
Rechtbank Den Haag 2 okt 2025, IT 4989; ECLI:NL:RBDHA:2025:18240 ([eiser] tegen AP), https://itenrecht.nl/artikelen/ap-hoeft-klacht-van-eiser-niet-nader-te-onderzoeken

AP hoeft klacht van [eiser] niet nader te onderzoeken

Rb. Den Haag 2 oktober 2025, IT 4989; ECLI:NL:RBDHA:2025:18240 ([eiser] tegen AP). [eiser] heeft op 4 juli 2022 per e-mail een klacht ingediend bij het Hof van Discipline. Deze klacht is zoekgeraakt, wat volgens [eiser] een datalek oplevert in de zin van de AVG. [eiser] heeft hierover bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) een klacht in de zin van artikel 57 van de AVG ingediend. De AP heeft bij besluit aan [eiser] laten weten geen verder onderzoek te doen. [eiser] is het hier niet mee eens en heeft beroep ingediend bij de rechtbank. De rechtbank stelt allereerst vast dat [eiser] zowel een AVG-klacht als een bejegeningsklacht in de zin van de Awb bij de AP heeft ingediend. De rechtbank is niet bevoegd om te oordelen over de Awb-klacht. Ten aanzien van de AVG-klacht is de rechtbank wel bevoegd.  

Volgens de wet moet de AP klachten behandelen in de mate waarin dat gepast is. Dat betekent dat de AP beleidsvrijheid heeft om te bepalen in welke zaken zij handhavend optreedt en in welke zaken niet. De vaste werkwijze houdt in dat er eerst een inhoudelijke beoordeling wordt gedaan van een klacht die aan de formele vereisten voldoet. Deze eerste inhoudelijke beoordeling kan drie uitkomsten hebben: er is een overtreding, er is geen overtreding of het is (nog) niet duidelijk of er een overtreding is. Als (nog) niet duidelijk is of er een overtreding is, dan bepaalt de AP of zij de klacht verder gaat onderzoeken. Dat bepaalt de AP aan de hand van criteria die zij op haar website heeft gepubliceerd. De AP kon niet vaststellen of er een overtreding was, omdat onduidelijk bleef of de klacht-e-mail bij het Hof van Discipline was ontvangen of per ongeluk verwijderd, en nader technisch onderzoek niet proportioneel werd geacht. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de AP de AVG-klacht van eiser niet nader hoefde te onderzoeken. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten. 

9. Eisers beroepsgrond dat de hoorplicht in de bezwaarfase is geschonden, slaagt evenmin. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit het bezwaarschrift van eiser aanstonds bleek dat het geen kans van slagen had. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en op die grond van het horen van eiser in de bezwaarfase kunnen afzien.