15 jan 2025
Afwijzing vordering IT-distributeur wegens EU-sancties tegen Rusland

Rb. Amsterdam 15 januari 2025, IT 4761; ECLI:NL:RBAMS:2025:342 (Isolin tegen NetApp) Isolin, een IT-distributeur gevestigd in Cyprus, was via een distributieovereenkomst geautoriseerd om NetApp producten en diensten in Rusland te verkopen. Isolin kocht software, hardware en IT-ondersteuning bij NetApp in om door te verkopen aan resellers, die het vervolgens aan Russische eindgebruikers leverden, waarbij Isolin NetApp vooraf betaalde voor deze diensten. Naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne heeft NetApp de dienstverlening aan Russische eindgebruikers opgeschort per 1 maart 2022, waarop Isolin de distributieovereenkomst en orders partieel heeft ontbonden. Isolin vordert een bedrag van USD 6.022.938,96 van NetApp terug, als terugbetaling van de vooruitbetaalde maar niet geleverde diensten.
De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van Isolin niet kunnen worden toegewezen, voornamelijk vanwege de Europese sancties tegen Rusland. De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van Isolin, die gericht zijn op terugbetaling van vooruitbetaalde bedragen, vallen onder artikel 11 van Verordening 833/2014. Dit artikel stelt dat vorderingen die verband houden met contracten waarvan de uitvoering is beïnvloed door sanctiemaatregelen, niet worden toegewezen als ze worden ingediend door bepaalde partijen.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de baten die Isolin zou verkrijgen bij toewijzing van de vordering, ten goede zouden komen aan Russische eindgebruikers en wederverkopers. Isolin wordt daarom gekwalificeerd als een entiteit die handelt ten behoeve van partijen die onder de sancties vallen. De rechtbank concludeert dat Isolin niet voldoende heeft onderbouwd dat haar vordering niet op grond van artikel 11 moet worden afgewezen. De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking ook af.
4.10. De rechtbank volgt Isolin niet in haar standpunt dat haar vorderingen, die strekken tot terugbetaling van vooruitbetaalde bedragen, geen vorderingen zijn als bedoeld in artikel 11. Het standpunt dat ongedaanmakings- (en waardevergoedings)verbintenissen niet onder artikel 11 vallen, strookt niet met de algemeen geformuleerde omschrijving van het begrip vordering in artikel 11 lid 1 en de niet-limitatieve (in de tekst staat: “met inbegrip van”, “zoals” en “met name”) opsomming daarin van een aantal voorbeelden van soortgelijke vorderingen (vgl. HvJEU 17 januari 2019, ECLI:EU:C:2019:36 (SH/TG), randnummer 74).
Verder heeft Isolin niet, althans niet voldoende, weersproken dat de overeengekomen dienstverlening van NetApp zag op door Verordening 833/2014 gesanctioneerde goederen en technologieën, en dat op zijn minst een deel daarvan niet onder enige uitzonderingsgrond viel. Daarmee staat voldoende vast dat de vorderingen van Isolin verband houden met contracten aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de sanctiemaatregelen. De door Isolin ter sprake gebrachte mogelijkheid tot het aanvragen van een ontheffing doet hieraan niet af. Vaststaat dat geen van beide partijen een ontheffing heeft aangevraagd. Maar aangenomen al dat ontheffing een reële mogelijkheid zou zijn geweest, valt de door Isolin ingestelde vordering nog steeds onder artikel 11. Zonder de sanctiemaatregelen was een ontheffing immers niet nodig geweest en ook in zoverre gaat het dus om uitvoering van het contract waaraan gedeeltelijk afbreuk is gedaan door de sanctiemaatregelen.